Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal smoothed

Vertaal smoothed van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. smoothed:
  2. smooth:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor smoothed (Engels) in het Nederlands

smoothed:

smoothed bijvoeglijk naamwoord

  1. smoothed (flattened; evened)
    plat; vlak; geëgaliseerd

Vertaal Matrix voor smoothed:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vlak area; face; level
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plat evened; flattened; smoothed banal; below the belt; bluntly; close; close by; coarse; commonplace; crude; even; flat; flatly; gross; horizontal; level; nasty; point blank; racial; rotten; seedy; shabby; smooth; stale; trite; trivial; uniform; unmannerly; unsavory; unsavoury; unwavering; vapid; vulgar
vlak evened; flattened; smoothed bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; horizontal; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar
- smoothened
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geëgaliseerd evened; flattened; smoothed

Verwante woorden van "smoothed":


Synoniemen voor "smoothed":


Verwante definities voor "smoothed":

  1. made smooth by ironing1

smoothed vorm van smooth:

smooth bijvoeglijk naamwoord

  1. smooth (flat; level; even; )
    vlak; effen; gelijk; egaal; glad; geslepen; strak; plat; vlakuit
    • vlak bijvoeglijk naamwoord
    • effen bijvoeglijk naamwoord
    • gelijk bijvoeglijk naamwoord
    • egaal bijvoeglijk naamwoord
    • glad bijvoeglijk naamwoord
    • geslepen bijvoeglijk naamwoord
    • strak bijvoeglijk naamwoord
    • plat bijvoeglijk naamwoord
    • vlakuit bijwoord
  2. smooth (streaming; fluently; fluent)
    vloeiend; vlot; vliedend; stromend
  3. smooth (obscene; cunning; sleek; )
    obsceen; vunzig; zedeloos; schuin; vies
  4. smooth
    smeuïg
  5. smooth
    rimpelloos

to smooth werkwoord (smooths, smoothed, smoothing)

  1. to smooth (grate; plane)
    schaven; raspen; schuren
    • schaven werkwoord (schaaf, schaaft, schaafte, schaaften, geschaafd)
    • raspen werkwoord (rasp, raspt, raspte, raspten, geraspt)
    • schuren werkwoord (schuur, schuurt, schuurde, schuurden, geschuurd)
  2. to smooth (egalize; even; polish)
    egaliseren; gelijkmaken; effenen; gladmaken
    • egaliseren werkwoord (egaliseer, egaliseert, egaliseerde, egaliseerden, geëgaliseerd)
    • gelijkmaken werkwoord (maak gelijk, maakt gelijk, maakte gelijk, maakten gelijk, gelijk gemaakt)
    • effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)
    • gladmaken werkwoord (maak glad, maakt glad, maakte glad, maakten glad, gladgemaakt)
  3. to smooth (equalize; level up; level; )
    gelijkmaken; nivelleren; vlak maken
    • gelijkmaken werkwoord (maak gelijk, maakt gelijk, maakte gelijk, maakten gelijk, gelijk gemaakt)
    • nivelleren werkwoord (nivelleer, nivelleert, nivelleerde, nivelleerden, genivelleerd)
    • vlak maken werkwoord
  4. to smooth (flatten; level)
    effenen; platmaken; afplatten
    • effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)
    • platmaken werkwoord (maak plat, maakt plat, maakte plat, maakten plat, plat gemaakt)
    • afplatten werkwoord (plat af, platte af, platten af, afgeplat)
  5. to smooth (polish)
    politoeren
    • politoeren werkwoord (politoer, politoert, politoerde, politoerden, gepolitoerd)

Conjugations for smooth:

present
  1. smooth
  2. smooth
  3. smooths
  4. smooth
  5. smooth
  6. smooth
simple past
  1. smoothed
  2. smoothed
  3. smoothed
  4. smoothed
  5. smoothed
  6. smoothed
present perfect
  1. have smoothed
  2. have smoothed
  3. has smoothed
  4. have smoothed
  5. have smoothed
  6. have smoothed
past continuous
  1. was smoothing
  2. were smoothing
  3. was smoothing
  4. were smoothing
  5. were smoothing
  6. were smoothing
future
  1. shall smooth
  2. will smooth
  3. will smooth
  4. shall smooth
  5. will smooth
  6. will smooth
continuous present
  1. am smoothing
  2. are smoothing
  3. is smoothing
  4. are smoothing
  5. are smoothing
  6. are smoothing
subjunctive
  1. be smoothed
  2. be smoothed
  3. be smoothed
  4. be smoothed
  5. be smoothed
  6. be smoothed
diverse
  1. smooth!
  2. let's smooth!
  5. smoothed
  6. smoothing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor smooth:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijk right
gelijkmaken levelling out
nivelleren levelling out
vlak area; face; level
vlak maken level
vlot raft; timber raft; wooden raft
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afplatten flatten; level; smooth
effenen egalize; even; flatten; level; polish; smooth settle
egaliseren egalize; even; polish; smooth settle
gelijkmaken egalize; equalise; equalize; even; level; level down; level out; level up; polish; smooth
gladmaken egalize; even; polish; smooth brush up; buff; doll up; polish; rub smooth; spruce up; trick up
nivelleren equalise; equalize; level; level down; level out; level up; smooth
platmaken flatten; level; smooth crush; flatten; squash
politoeren polish; smooth
raspen grate; plane; smooth
schaven grate; plane; smooth
schuren grate; plane; smooth
vlak maken equalise; equalize; level; level down; level out; level up; smooth
- polish; shine; smooth out; smoothen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effen bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar plain
egaal bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar
gelijk bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar at once; directly; ditto; identical; immediately; instantly; now; right now; similar; the same
geslepen bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar cunning; false; low; mean; nasty; polished; roguish; seasoned; sharp; sharpened; shrewd; slick; slippery; sly; smoothened; underhand; vicious; vile; well sharpened
glad bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar greasy; slippery; slithery
obsceen bald; cunning; icy; immoral; lack of moral; obscene; sleek; slippery; slithery; smooth; smoothly
plat bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar banal; below the belt; coarse; commonplace; crude; evened; flat; flattened; gross; horizontal; nasty; racial; rotten; seedy; shabby; smoothed; stale; trite; trivial; unmannerly; unsavory; unsavoury; vapid; vulgar
rimpelloos smooth
schuin bald; cunning; icy; immoral; lack of moral; obscene; sleek; slippery; slithery; smooth; smoothly crooked; leaning; lopsided; oblique; skew; slanting; sloping
smeuïg smooth
strak bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar fixed; fossilised; fossilized; petrified; rigid; set; star; stern; stiff; taut; tight
vies bald; cunning; icy; immoral; lack of moral; obscene; sleek; slippery; slithery; smooth; smoothly churlish; despicable; dirty; disgusting; dowdy; filthy; grimy; grubby; gruesome; heinous; loathsome; putrefied; putrid; rancid; repugnant; repulsive; revolting; shoddy; sickening; sloppy; slovenly; sordid
vlak bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar evened; flattened; horizontal; smoothed
vloeiend fluent; fluently; smooth; streaming
vlot fluent; fluently; smooth; streaming adept; adroit; agile; bright; brisk; clever; dapper; dexterous; expert; fashionable; fast; flashy; fledged; handy; neat; nimble; promptly; quick; rapid; readily; skilful; skillful; snappy; snazzy; speedy; sprightly; spry; stylish; swift; trendy; worldly minded
vunzig bald; cunning; icy; immoral; lack of moral; obscene; sleek; slippery; slithery; smooth; smoothly banal; below the belt; churlish; coarse; commonplace; dowdy; gross; grubby; messy; nasty; rotten; seedy; shabby; shoddy; sloppy; slovenly; trite; trivial; unmannerly; unsavory; unsavoury; vapid; vulgar
zedeloos bald; cunning; icy; immoral; lack of moral; obscene; sleek; slippery; slithery; smooth; smoothly amoral; immoral; indecent
- bland; fluent; fluid; legato; liquid; placid; politic; quiet; still; suave; tranquil; unruffled
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vlakuit bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- smooth down
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stromend fluent; fluently; smooth; streaming
vliedend fluent; fluently; smooth; streaming

Verwante woorden van "smooth":


Synoniemen voor "smooth":


Antoniemen van "smooth":


Verwante definities voor "smooth":

  1. (of a body of water) free from disturbance by heavy waves1
    • a smooth channel crossing1
  2. lacking obstructions or difficulties1
    • the bill's path through the legislature was smooth and orderly1
  3. smoothly agreeable and courteous with a degree of sophistication1
    • the manager pacified the customer with a smooth apology for the error1
  4. smooth and unconstrained in movement1
    • a long, smooth stride1
  5. having a surface free from roughness or bumps or ridges or irregularities1
    • smooth skin1
    • a smooth tabletop1
    • smooth fabric1
    • a smooth road1
    • water as smooth as a mirror1
  6. of motion that runs or flows or proceeds without jolts or turbulence1
    • a smooth ride1
  7. of the margin of a leaf shape; not broken up into teeth1
  8. (music) without breaks between notes; smooth and connected1
  9. the act of smoothing1
    • he gave his hair a quick smooth1
  10. make (a surface) shine1
  11. make smooth or smoother, as if by rubbing1
    • smooth the surface of the wood1
  12. free from obstructions1
    • smooth the way towards peace negotiations1

Wiktionary: smooth

smooth
adjective
  1. lacking friction, not rough
  2. without difficulty
  3. bland; glib
  4. suave; sophisticated
  5. action: natural; unconstrained
  6. motion: unbroken
  7. placid, calm
  8. edge: lacking projections or indentations; not serrated
  9. food or drink: not grainy; having an even texture
  10. beverage: having a pleasantly rounded flavor; neither rough nor astringent
  11. mathematics, of a function: Having derivatives of all finite orders at all points within the function’s domain
noun
  1. something which is smooth or easy
  2. smoothing action
  3. domestic animal having a smooth coat
verb
  1. make smooth
smooth
adjective
  1. glad van oppervlak
  2. egaal, met geringe ruwheid, slipperig
  3. zonder bergen of dalen
  4. gemakkelijk, eenvoudig, zonder veel problemen
verb
  1. gelijk, effen maken
  2. door strijken glad of effen maken
Cross Translation:
FromToVia
• smooth → afstompen; bot maken; lenigen; vergulden; verzoeten ↔ adoucir — Rendre doux, tempérer l’âcreté de quelque chose d’aigre, de piquant, de salé.
• smooth → effen; gelijk; glad; sluik; zonder moeilijkheden; vlot ↔ lisse — Sans aspérité ni rayure.
• smooth → plat; slap; effen; gelijk; vlak ↔ plat — sans relief.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0578 seconde
Page rendered in 1.0 seconds