Engels

Uitgebreide vertaling voor small thing (Engels) in het Nederlands

small thing:

small thing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the small thing
    de snuisterij; de kleinigheid
  2. the small thing (small matter; trifle; futility; small affair; something unimportant)
    de futiliteit; de kleinigheid; onbelangrijk iets; de bagatel; het dingetje; de peulenschil; het niemendalletje; het wissewasje
  3. the small thing (bagatelle; trifle; futility; )
    de bagatel; de peulenschil; de kleinigheid; het wissewasje

Vertaal Matrix voor small thing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bagatel a piece of cake; bagatelle; child's play; futility; small affair; small matter; small thing; something unimportant; trifle detail; secondary importance; side issue; trifle
dingetje futility; small affair; small matter; small thing; something unimportant; trifle
futiliteit futility; small affair; small matter; small thing; something unimportant; trifle
kleinigheid a piece of cake; bagatelle; child's play; futility; small affair; small matter; small thing; something unimportant; trifle detail; little bit; little present; little something; secondary importance; side issue; small gift; trifle
niemendalletje futility; small affair; small matter; small thing; something unimportant; trifle dime novel; it was nothing; light novel; penny dreadful; scanty garment; yellowback
onbelangrijk iets futility; small affair; small matter; small thing; something unimportant; trifle
peulenschil a piece of cake; bagatelle; child's play; futility; small affair; small matter; small thing; something unimportant; trifle
snuisterij small thing gadget
wissewasje a piece of cake; bagatelle; child's play; futility; small affair; small matter; small thing; something unimportant; trifle

Verwante vertalingen van small thing