Engels
Uitgebreide vertaling voor smack (Engels) in het Nederlands
smack:
-
to smack (beat; hit; strike; smash; bang; batter; hammer)
slaan; een klap geven-
een klap geven werkwoord (geef een klap, geeft een klap, gaf een klap, gaven een klap, een klap gegeven)
-
to smack (slap; hammer; hit; bang)
-
to smack (eat noisily)
Conjugations for smack:
present
- smack
- smack
- smacks
- smack
- smack
- smack
simple past
- smacked
- smacked
- smacked
- smacked
- smacked
- smacked
present perfect
- have smacked
- have smacked
- has smacked
- have smacked
- have smacked
- have smacked
past continuous
- was smacking
- were smacking
- was smacking
- were smacking
- were smacking
- were smacking
future
- shall smack
- will smack
- will smack
- shall smack
- will smack
- will smack
continuous present
- am smacking
- are smacking
- is smacking
- are smacking
- are smacking
- are smacking
subjunctive
- be smacked
- be smacked
- be smacked
- be smacked
- be smacked
- be smacked
diverse
- smack!
- let's smack!
- smacked
- smacking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor smack:
Verwante woorden van "smack":
Synoniemen voor "smack":
Verwante definities voor "smack":
Wiktionary: smack
smack
Cross Translation:
verb
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smack | → applaudisseren | ↔ klatschen — bezeichnet Klangeindrücke, die beim Zusammenschlagen oder Aufprallen entstehen, und bedeutet speziell „mit den Händen klatschen, applaudieren“ |
• smack | → houw; klap; schop; slag; stoot; tik; klets; klop; veeg; flap; mep | ↔ coup — impression que fait un corps sur un autre en le frappant. |
• smack | → slaan; halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; klappen; kloppen; opvallen; houwen; meppen | ↔ frapper — A TRIER |
• smack | → aanstoot geven; choqueren; kwetsen; aanbotsen; geduwd worden; zich stoten; klappen; kloppen; slaan; opvallen; houwen; meppen | ↔ heurter — entrer brusquement en contact. |
Computer vertaling door derden: