Slow down in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

slow down:
- stoppen; remmen; afremmen; vertragen; temporiseren; rekken; ontslag nemen; uittreden; zich terugtrekken; snelheid matigen
Wiktionary:
- slow down → afremmen, vertragen
- slow down → vertragen, matigen, opvangen, temperen, langzamer gaan, vaart minderen, aanhouden, uitstellen, verdagen, verschuiven

Engels

Uitgebreide vertaling voor slow down (Engels) in het Nederlands

slow down:

to slow down werkwoord (slows down, slowed down, slowing down)

to slow down (stop; brake; put a brake on)
stoppen; remmen; afremmen
- stoppen werkwoord (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
- remmen werkwoord (rem, remt, remde, remden, geremd)
- afremmen werkwoord (rem af, remt af, remde af, remden af, afgeremd)
to slow down
afremmen; remmen
- afremmen werkwoord (rem af, remt af, remde af, remden af, afgeremd)
- remmen werkwoord (rem, remt, remde, remden, geremd)
to slow down (retard; temporize; slacken; drag out; temporise)
vertragen; temporiseren; rekken
- vertragen werkwoord (vertraag, vertraagt, vertraagde, vertraagden, vertraagd)
- temporiseren werkwoord (temporiseer, temporiseert, temporiseerde, temporiseerden, getemporiseerd)
- rekken werkwoord (rek, rekt, rekte, rekten, gerekt)
to slow down (resign; retire; withdraw; come to a halt)
ontslag nemen; uittreden; zich terugtrekken
- ontslag nemen werkwoord
- uittreden werkwoord (treed uit, treedt uit, trad uit, traden uit, uitgetreden)
- zich terugtrekken werkwoord
to slow down (reduce speed)
snelheid matigen
- snelheid matigen werkwoord (matig snelheid, matigt snelheid, matigde snelheid, matigden snelheid, snelheid gematigd)

Conjugations for slow down:

present

slow down
slow down
slows down
slow down
slow down
slow down

simple past

slowed down
slowed down
slowed down
slowed down
slowed down
slowed down

present perfect

have slowed down
have slowed down
has slowed down
have slowed down
have slowed down
have slowed down

past continuous

was slowing down
were slowing down
was slowing down
were slowing down
were slowing down
were slowing down

future

shall slow down
will slow down
will slow down
shall slow down
will slow down
will slow down

continuous present

am slowing down
are slowing down
is slowing down
are slowing down
are slowing down
are slowing down

subjunctive

be slowed down
be slowed down
be slowed down
be slowed down
be slowed down
be slowed down

diverse

slow down!
let's slow down!
slowed down
slowing down

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor slow down:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stoppen		coming to a stop; halting; plugging; stopping
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afremmen	brake; put a brake on; slow down; stop
ontslag nemen	come to a halt; resign; retire; slow down; withdraw
rekken	drag out; retard; slacken; slow down; temporise; temporize	postpone; put off; stretch; stretch out
remmen	brake; put a brake on; slow down; stop	bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
snelheid matigen	reduce speed; slow down
stoppen	brake; put a brake on; slow down; stop	abandon; adjourn; bind; bring to a close; bring to a conclusion; bring to a halt; bring to a standstill; bring to an end; cease; close; come to a stand-still; conclude; darn; demarcate; drop out; end; fence off; fill up; finish; finish off; give up; halt; mend; plug; pull out; put out; put under seal; quit; remain standing; seal; set out; shut; stand still; stay put; stop; stop up; turn off
temporiseren	drag out; retard; slacken; slow down; temporise; temporize	delay; deter; retard; stop
uittreden	come to a halt; resign; retire; slow down; withdraw	abdicate; fetch back; pull back; resign; resign from; retire; retrieve; secede from; withdraw
vertragen	drag out; retard; slacken; slow down; temporise; temporize	delay; deter; postpone; put off; retard; stop
zich terugtrekken	come to a halt; resign; retire; slow down; withdraw
-	decelerate; decompress; loosen up; relax; retard; slack; slacken; slow; slow up; unbend; unwind

Synoniemen voor "slow down":

decelerate; slow; slow up; retard; decrease; diminish; lessen; fall
slack; slacken; weaken
decelerate; slow; slow up; retard
modify; qualify
relax; loosen up; unbend; unwind; decompress; change state; turn

Antoniemen van "slow down":

accelerate; tense

Verwante definities voor "slow down":

become less tense, rest, or take one's ease¹
reduce the speed of¹
lose velocity; move more slowly¹
become slow or slower¹
cause to proceed more slowly¹

Wiktionary: slow down

slow down

verb

to reduce speed
- slow down → afremmen

slow down

verb

langzamer doen worden
- vertragen → slow down

Cross Translation:

From	To	Via
• slow down	→ vertragen	↔ décélérer — ralentir.
• slow down	→ matigen; opvangen; temperen; langzamer gaan; vaart minderen; vertragen	↔ ralentir — transitif\|fr diminuer la vitesse.
• slow down	→ vertragen; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven	↔ retarder — différer, temporiser.

Verwante vertalingen van slow down

down
slow

Remove Ads

Vertaal slow down van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slow down (Engels) in het Nederlands

slow down:

to slow down werkwoord (slows down, slowed down, slowing down)

to slow down (stop; brake; put a brake on)

to slow down

to slow down (retard; temporize; slacken; drag out; temporise)

to slow down (resign; retire; withdraw; come to a halt)

to slow down (reduce speed)

Conjugations for slow down:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor slow down:

Synoniemen voor "slow down":

Antoniemen van "slow down":

Verwante definities voor "slow down":

Wiktionary: slow down

Verwante vertalingen van slow down