Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- shunning:
- shun:
-
Wiktionary:
- shun → ontwijken
- shun → afslaan, afwijzen, verwerpen, weigeren, wraken, nee zeggen tegen, afkeuren, terugwijzen, vertikken, braken, kotsen, overgeven, spugen, retourneren, terugbezorgen, terugsturen, heruitzenden, terugdringen, verdringen, weren, ontzenuwen, weerleggen, vergooien, weggooien, wegwerpen
Engels
Uitgebreide vertaling voor shunning (Engels) in het Nederlands
shunning:
-
the shunning (avoidance; shun; shying away from; evasion)
-
the shunning (trying to escape from; avoidance; evading; outflanking movement; avoiding)
Vertaal Matrix voor shunning:
Synoniemen voor "shunning":
Verwante definities voor "shunning":
shun:
Vertaal Matrix voor shun:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mijden | avoidance; evasion; shun; shunning; shying away from | avoidance; avoiding; evading; outflanking movement; shunning; trying to escape from |
ontlopen | avoidance; evasion; shun; shunning; shying away from | avoidance; avoiding; evading; outflanking movement; shunning; trying to escape from |
ontwijken | avoidance; evasion; shun; shunning; shying away from | avoidance; avoiding; evading; outflanking movement; shunning; trying to escape from |
schuwen | avoidance; evasion; shun; shunning; shying away from | |
verhoeden | avoidance; evasion; shun; shunning; shying away from | |
vermijden | avoidance; evasion; shun; shunning; shying away from | |
vermijding | avoidance; evasion; shun; shunning; shying away from | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mijden | avoid; keep out of | |
ontlopen | avoid; evade; keep out of | |
ontwijken | avoid; evade; keep out of | |
vermijden | avoid; evade; keep out of | |
- | ban; banish; blackball; cast out; eschew; ostracise; ostracize |
Verwante woorden van "shun":
Synoniemen voor "shun":
Verwante definities voor "shun":
Wiktionary: shun
shun
Cross Translation:
verb
-
to avoid
- shun → ontwijken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• shun | → afslaan; afwijzen; verwerpen; weigeren; wraken; nee zeggen tegen; afkeuren; terugwijzen; vertikken | ↔ refuser — rejeter une demande, ne pas accorder ce qui demander ; ne pas vouloir faire ce qui est exiger, prescrire, ordonné. |
• shun | → braken; kotsen; overgeven; spugen; afkeuren; afwijzen; terugwijzen; vertikken; weigeren; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; heruitzenden; terugdringen; verdringen; weren; ontzenuwen; weerleggen; afslaan; verwerpen; wraken; nee zeggen tegen; vergooien; weggooien; wegwerpen | ↔ rejeter — Traductions à trier suivant le sens |