Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal shore

Vertaal shore van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. shore:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor shore (Engels) in het Nederlands

shore:

shore [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the shore (bank; strand)
    – the land along the edge of a body of water 1
    de oever
    • oever [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the shore (prop)
    de schoor; de schraag
    • schoor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schraag [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. the shore (waterfront; embankment; bank)
    de waterkant; de wal
    • waterkant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the shore (bulwark; quay; quayside; )
    de kade; de kaai
    • kade [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kaai [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. the shore (solid ground)
    vaste grond; de wal
    • vaste grond [znw.] zelfstandig naamwoord
    • wal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to shore werkwoord (shores, shored, shoring)

  1. to shore (prop; support; prop up)
    ondersteunen; steunen; stutten; schoren; dragen; schragen
    • ondersteunen werkwoord (ondersteun, ondersteunt, ondersteunde, ondersteunden, ondersteund)
    • steunen werkwoord (steun, steunt, steunde, steunden, gesteund)
    • stutten werkwoord (stut, stutte, stutten, gestut)
    • schoren werkwoord (schoor, schoort, schoorde, schoorden, geschoord)
    • dragen werkwoord (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
    • schragen werkwoord (schraag, schraagt, schraagde, schraagden, geschraagd)
  2. to shore (support; carry along; carry)
    ondersteunen; steunen; rugsteunen
    • ondersteunen werkwoord (ondersteun, ondersteunt, ondersteunde, ondersteunden, ondersteund)
    • steunen werkwoord (steun, steunt, steunde, steunden, gesteund)
    • rugsteunen werkwoord
  3. to shore (back up; approve; support; agree)
    instemmen; rugsteunen; bijvallen; steunen
    • instemmen werkwoord (stem in, stemt in, stemde in, stemden in, ingestemd)
    • rugsteunen werkwoord
    • bijvallen werkwoord (val bij, valt bij, viel bij, vielen bij, bijgevallen)
    • steunen werkwoord (steun, steunt, steunde, steunden, gesteund)

Conjugations for shore:

present
  1. shore
  2. shore
  3. shores
  4. shore
  5. shore
  6. shore
simple past
  1. shored
  2. shored
  3. shored
  4. shored
  5. shored
  6. shored
present perfect
  1. have shored
  2. have shored
  3. has shored
  4. have shored
  5. have shored
  6. have shored
past continuous
  1. was shoring
  2. were shoring
  3. was shoring
  4. were shoring
  5. were shoring
  6. were shoring
future
  1. shall shore
  2. will shore
  3. will shore
  4. shall shore
  5. will shore
  6. will shore
continuous present
  1. am shoring
  2. are shoring
  3. is shoring
  4. are shoring
  5. are shoring
  6. are shoring
subjunctive
  1. be shored
  2. be shored
  3. be shored
  4. be shored
  5. be shored
  6. be shored
diverse
  1. shore!
  2. let's shore!
  5. shored
  6. shoring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor shore:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
instemmen approving; assenting
kaai bulwark; landing stage; landing-stage; pier; quay; quayside; rampart; riverside wall; shore; waterside; wharf; wharfside
kade bulwark; landing stage; landing-stage; pier; quay; quayside; rampart; riverside wall; shore; waterside; wharf; wharfside
oever bank; shore; strand
schoor prop; shore
schraag prop; shore
steunen moanings; shores; struts
stutten shores; struts
vaste grond shore; solid ground
wal bank; embankment; shore; solid ground; waterfront
waterkant bank; embankment; shore; waterfront
- shoring
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvallen agree; approve; back up; shore; support agree; approve; back up
dragen prop; prop up; shore; support bear; endure; have on; persist; stand; tolerate; wear
instemmen agree; approve; back up; shore; support agree to; agree with; allow; concede; give in; grant; permit; yield
ondersteunen carry; carry along; prop; prop up; shore; support aid; assist; attend; back; back up; be attentive; be helpful; comfort; do good; extend the hand; help; make oneself useful; prop up; second
rugsteunen agree; approve; back up; carry; carry along; shore; support
schoren prop; prop up; shore; support
schragen prop; prop up; shore; support support; underpin
steunen agree; approve; back up; carry; carry along; prop; prop up; shore; support agree; approve; back up; groan; moan
stutten prop; prop up; shore; support support; underpin
- land; prop; prop up; set ashore; shore up

Verwante woorden van "shore":


Synoniemen voor "shore":


Verwante definities voor "shore":

  1. a beam or timber that is propped against a structure to provide support1
  2. the land along the edge of a body of water1
  3. support by placing against something solid or rigid1
    • shore and buttress an old building1
  4. arrive on shore1
  5. serve as a shore to1
    • The river was shored by trees1

Wiktionary: shore

shore
noun
  1. land adjoining a large body of water
shore
noun
  1. de waterkant langs de zee
  2. rand van het water
  3. het vaste land in tegenstelling tot het boord van een schip
Cross Translation:
FromToVia
• shore → kust ↔ Küste — Grenzsaum zwischen Land und Meer, Seeufer
• shore → strand ↔ Strand — meist sandiger Übergang von Land zu Wasser
• shore → oever ↔ Ufer — Randbereich zwischen Gewässer und Land
• shore → boord; kant; kust; oever; wal; waterkant ↔ rive — terrain qui border un fleuve, une rivière, un étang ou un lac.
• shore → stut; schoor ↔ étançon — arts|fr grosse pièce de bois qu’on mettre sous un mur, sous une charpente, sous un navire en construction, sous des terres miner, pour les soutenir.

Verwante vertalingen van shore







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0626 seconde
Page rendered in 1.0 seconds