Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal shimmering

Vertaal shimmering van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. shimmering:
  2. shimmer:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor shimmering (Engels) in het Nederlands

shimmering:

shimmering [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the shimmering (flickering)
    flikkeren

Vertaal Matrix voor shimmering:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flikkeren flickering; shimmering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flikkeren beam; blaze; drop; fall; flame; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; trip up; tumble; twinkle; vibrate
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- glimmering

Verwante woorden van "shimmering":


shimmer:

to shimmer werkwoord (shimmers, shimmered, shimmering)

  1. to shimmer (sparkle; shine; twinkle; )
    stralen; fonkelen; schijnen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen
    • stralen werkwoord (straal, straalt, straalde, straalden, gestraald)
    • fonkelen werkwoord (fonkel, fonkelt, fonkelde, fonkelden, gefonkeld)
    • schijnen werkwoord (schijn, schijnt, scheen, schenen, geschenen)
    • flikkeren werkwoord (flikker, flikkert, flikkerde, flikkerden, geflikkerd)
    • glanzen werkwoord (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)
    • sprankelen werkwoord (sprankel, sprankelt, sprankelde, sprankelden, gesprankeld)
    • twinkelen werkwoord (twinkel, twinkelt, twinkelde, twinkelden, getwinkeld)
  2. to shimmer (glisten; sparkle; shine; glitter; glimmer)
    schitteren; fonkelen; glinsteren
    • schitteren werkwoord (schitter, schittert, schitterde, schitterden, geschitterd)
    • fonkelen werkwoord (fonkel, fonkelt, fonkelde, fonkelden, gefonkeld)
    • glinsteren werkwoord (glinster, glinstert, glinsterde, glinsterden, geglinsterd)

Conjugations for shimmer:

present
  1. shimmer
  2. shimmer
  3. shimmers
  4. shimmer
  5. shimmer
  6. shimmer
simple past
  1. shimmered
  2. shimmered
  3. shimmered
  4. shimmered
  5. shimmered
  6. shimmered
present perfect
  1. have shimmered
  2. have shimmered
  3. has shimmered
  4. have shimmered
  5. have shimmered
  6. have shimmered
past continuous
  1. was shimmering
  2. were shimmering
  3. was shimmering
  4. were shimmering
  5. were shimmering
  6. were shimmering
future
  1. shall shimmer
  2. will shimmer
  3. will shimmer
  4. shall shimmer
  5. will shimmer
  6. will shimmer
continuous present
  1. am shimmering
  2. are shimmering
  3. is shimmering
  4. are shimmering
  5. are shimmering
  6. are shimmering
subjunctive
  1. be shimmered
  2. be shimmered
  3. be shimmered
  4. be shimmered
  5. be shimmered
  6. be shimmered
diverse
  1. shimmer!
  2. let's shimmer!
  5. shimmered
  6. shimmering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor shimmer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flikkeren flickering; shimmering
fonkelen glittering; luster; lustre; sparkle; sparkling; splendor; splendour
glanzen gleam; glow; shine
schijnen appearing; making appear; radiate; seeming; shine
schitteren brilliance; glitter; radiance; sparkling
sprankelen glittering; luster; lustre; sparkle; sparkling; splendor; splendour
stralen beams; rays
- play
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flikkeren beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate blaze; drop; fall; flame; trip up; tumble
fonkelen beam; flare; flicker; give off light; glimmer; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate glisten; glitter; shine; sparkle
glanzen beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate
glinsteren glimmer; glisten; glitter; shimmer; shine; sparkle glisten; glitter; shine; sparkle
schijnen beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate appear; look; look like; seem; shine
schitteren glimmer; glisten; glitter; shimmer; shine; sparkle glitter; outshine
sprankelen beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate bubble; effervesce; fizz; sparkle
stralen beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate beam; blaze; glow with; radiate; shine; shine lightly
twinkelen beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate

Verwante woorden van "shimmer":


Synoniemen voor "shimmer":


Verwante definities voor "shimmer":

  1. a weak and tremulous light1
    • the shimmer of colors on iridescent feathers1
  2. give off a shimmering reflection, as of silk1
  3. shine with a weak or fitful light1

Wiktionary: shimmer

shimmer
verb
  1. to shine with a veiled light; to gleam faintly; to glisten; to glimmer

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1404 seconde
Page rendered in 1.0 seconds