Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- sharpness:
-
sharp:
- spits; scherp; puntig; toegespitst; spitsvormig; spitsig; adrem; bijdehand; snedig; gevat; raak; scherpgerand; vlijmscherp; vlijmend; gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig; messcherp; slim; pienter; kien; snijdend; schril; op afgebeten toon; intelligent; schrander; scherp gepunt; kwaad; woedend; zeer boos; giftig; bitter; nijdig; uitgeslapen; snugger
-
Wiktionary:
- sharpness → scherpheid, gescherptheid, scherpte
- sharpness → felheid, guurheid, schelheid, scherpheid, schrilheid, scherpte, acuutheid, helderheid, bitterheid, verbittering
- sharp → scherp, scherpzinnig, puntig, gepunt, hoog, straf, sterk, stekend, acuut, bijtend, snerend
- sharp → kruis, dubbelkruis
- sharp → kruis, spits, schril, schel, snerpend, hatelijk, acuut, helder, scherp, bijtend, doordringend, fel, guur, bar, duchtig, hard, straf, streng, zwaar, bits, snibbig, pikant, snijdend, vlijmend, kruidig, prikkelend, puntig, vooruitstrevend, bitter
Engels
Uitgebreide vertaling voor sharpness (Engels) in het Nederlands
sharpness:
-
the sharpness (being in shape)
-
the sharpness
-
the sharpness (sharp-mindedness; acuteness; discernment; keen perception; acumen; sagacity; slyness; shrewdness)
-
the sharpness (cunning; keenness)
-
the sharpness (quick-wittedness; adeptness; intelligence)
-
the sharpness (bitingness)
-
the sharpness (bittyness; cattishness)
Vertaal Matrix voor sharpness:
Verwante woorden van "sharpness":
Synoniemen voor "sharpness":
Antoniemen van "sharpness":
Verwante definities voor "sharpness":
Wiktionary: sharpness
sharpness
Cross Translation:
noun
-
cutting ability of an edge
- sharpness → scherpheid
-
fineness of a point
- sharpness → gescherptheid; scherpte
-
pungency, acidity
- sharpness → scherpte
-
of an image
- sharpness → scherpte
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sharpness | → felheid; guurheid; schelheid; scherpheid; schrilheid; scherpte | ↔ acrimonie — agressivité verbale due à une mauvaise humeur. |
• sharpness | → acuutheid; helderheid; scherpte; felheid; guurheid; schelheid; scherpheid; schrilheid | ↔ acuité — qualité de ce qui est aigu. |
• sharpness | → felheid; guurheid; schelheid; scherpheid; schrilheid; scherpte; bitterheid; verbittering | ↔ âcreté — qualité de ce qui est âcre. |
• sharpness | → felheid; guurheid; schelheid; scherpheid; schrilheid; scherpte | ↔ âpreté — qualité de ce qui est âpre. |
sharpness vorm van sharp:
-
sharp (pointed)
-
sharp (pointed)
spits; puntig; toegespitst; spitsvormig; spitsig-
spits bijvoeglijk naamwoord
-
puntig bijvoeglijk naamwoord
-
toegespitst bijvoeglijk naamwoord
-
spitsvormig bijvoeglijk naamwoord
-
spitsig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (smart; perky; astute; clever; resourceful; wily; bright)
-
sharp (sharp-edged)
-
sharp (razor-sharp)
scherp; vlijmscherp; vlijmend-
scherp bijvoeglijk naamwoord
-
vlijmscherp bijvoeglijk naamwoord
-
vlijmend bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (cunning; vicious; mean; nasty; shrewd; sly; underhand; vile; slippery; false; low)
gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
achterbaks bijvoeglijk naamwoord
-
sluw bijvoeglijk naamwoord
-
geraffineerd bijvoeglijk naamwoord
-
uitgekookt bijvoeglijk naamwoord
-
geslepen bijvoeglijk naamwoord
-
snood bijvoeglijk naamwoord
-
slinks bijvoeglijk naamwoord
-
stiekem bijvoeglijk naamwoord
-
leep bijvoeglijk naamwoord
-
gewiekst bijvoeglijk naamwoord
-
geniepig bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
doortrapt bijvoeglijk naamwoord
-
gehaaid bijvoeglijk naamwoord
-
gluiperig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (sharp-edged; keen; pointed)
-
sharp (keen)
-
sharp (cutting; stinging)
snijdend; schril; op afgebeten toon-
snijdend bijvoeglijk naamwoord
-
schril bijvoeglijk naamwoord
-
op afgebeten toon bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (intelligent; smart; knowledgable; bright; wise; sensible; brainy; clever; brilliant)
intelligent; pienter; schrander-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
pienter bijvoeglijk naamwoord
-
schrander bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (jagged; keen-edged)
-
sharp (furious; blazing; angry; bitter; virulent; fiery; indignant; glaring)
-
sharp (nimble; clever; smart; quick)
gewiekst; uitgeslapen; gevat; gehaaid; snedig-
gewiekst bijvoeglijk naamwoord
-
uitgeslapen bijvoeglijk naamwoord
-
gevat bijvoeglijk naamwoord
-
gehaaid bijvoeglijk naamwoord
-
snedig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (bright; smart; clever)
Vertaal Matrix voor sharp:
Verwante woorden van "sharp":
Synoniemen voor "sharp":
Antoniemen van "sharp":
Verwante definities voor "sharp":
Wiktionary: sharp
sharp
Cross Translation:
adjective
sharp
-
able to cut easily
- sharp → scherp
-
intelligent
- sharp → scherpzinnig
-
pointed, able to pierce easily
-
musically higher-pitched than desired
- sharp → hoog
-
having an intense, acrid flavour
-
intense and sudden (of pain)
-
offensive, critical, or acrimonious
noun
-
dubbele toonverhoging
Cross Translation: