Scolding in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

scolding:
- gekijf; schrobbering; uitschijter
scold:
- uitschelden; uitkafferen; uitvloeken; uitfoeteren; beknorren; schelden op; uitbrander geven
Wiktionary:
- scold → viswijf, helleveeg, kreng
- scold → foeteren, kattekop, beknorren, berispen, terechtwijzen, verwijten, manen, aanmanen, aansporen

Engels

Uitgebreide vertaling voor scolding (Engels) in het Nederlands

scolding:

scolding [the ~] zelfstandig naamwoord

the scolding (wrangling)
het gekijf
- gekijf [het ~] zelfstandig naamwoord
the scolding
de schrobbering; uitschijter
- schrobbering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- uitschijter [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor scolding:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gekijf	scolding; wrangling
schrobbering	scolding	dressing-down; telling-off
uitschijter	scolding
-	chiding; objurgation; tongue-lashing
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	rating

Verwante woorden van "scolding":

scoldings, scold

Synoniemen voor "scolding":

chiding; objurgation; tongue-lashing; rebuke; reproof; reproval; reprehension; reprimand

Verwante definities voor "scolding":

rebuking a person harshly¹

scold:

to scold werkwoord (scolds, scolded, scolding)

to scold (bawl out; swear at; storm at; tell off; tick off)

– censure severely or angrily ¹
uitschelden; uitkafferen; uitvloeken; uitfoeteren
- uitschelden werkwoord (scheld uit, scheldt uit, schold uit, scholden uit, uitgescholden)
- uitkafferen werkwoord (kaffer uit, kaffert uit, kafferde uit, kafferden uit, uitgekafferd)
- uitvloeken werkwoord
- uitfoeteren werkwoord (foeter uit, foetert uit, foeterde uit, foeterden uit, uitgefoeterd)
to scold (chide)

– censure severely or angrily ¹
beknorren
- beknorren werkwoord (beknor, beknort, beknorde, beknorden, beknord)
to scold (rail at; abuse; revile)

– censure severely or angrily ¹
schelden op
- schelden op werkwoord
to scold (tell off; blow a person up; wig; dress down)

– censure severely or angrily ¹
uitbrander geven
- uitbrander geven werkwoord

Conjugations for scold:

present

scold
scold
scolds
scold
scold
scold

simple past

scolded
scolded
scolded
scolded
scolded
scolded

present perfect

have scolded
have scolded
has scolded
have scolded
have scolded
have scolded

past continuous

was scolding
were scolding
was scolding
were scolding
were scolding
were scolding

future

shall scold
will scold
will scold
shall scold
will scold
will scold

continuous present

am scolding
are scolding
is scolding
are scolding
are scolding
are scolding

subjunctive

be scolded
be scolded
be scolded
be scolded
be scolded
be scolded

diverse

scold!
let's scold!
scolded
scolding

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor scold:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	common scold; nag; nagger; scolder
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beknorren	chide; scold
schelden op	abuse; rail at; revile; scold
uitbrander geven	blow a person up; dress down; scold; tell off; wig
uitfoeteren	bawl out; scold; storm at; swear at; tell off; tick off
uitkafferen	bawl out; scold; storm at; swear at; tell off; tick off
uitschelden	bawl out; scold; storm at; swear at; tell off; tick off	abuse; call names; call someone names; jeer at; scoff at; taunt
uitvloeken	bawl out; scold; storm at; swear at; tell off; tick off
-	bawl out; berate; call down; call on the carpet; chide; dress down; grouch; grumble; jaw; lecture; rag; rebuke; reprimand; reproof; take to task; trounce

Verwante woorden van "scold":

scolding

Synoniemen voor "scold":

scolder; nag; nagger; common scold; unpleasant person; disagreeable person
call on the carpet; take to task; rebuke; rag; trounce; reproof; lecture; reprimand; jaw; dress down; call down; chide; berate; bawl out; remonstrate; chew out; chew up; have words; lambaste; lambast; knock; criticize; criticise; pick apart
grouch; grumble; complain; kick; plain; sound off; quetch; kvetch

Verwante definities voor "scold":

someone (especially a woman) who annoys people by constantly finding fault¹
censure severely or angrily¹
- The mother scolded the child for entering a stranger's car¹
show one's unhappiness or critical attitude¹
- He scolded about anything that he thought was wrong¹

Wiktionary: scold

scold

noun

person fond of abusive language, particularly a woman
- scold → viswijf; helleveeg; kreng

Cross Translation:

From	To	Via
• scold	→ foeteren	↔ schimpfen — (intransitiv) einer anderen Person seinen Ärger über diese kund tun
• scold	→ kattekop	↔ mégère — péjoratif\|fr femme méchante et emportée, par allusion à l’une des Érinyes.
• scold	→ beknorren; berispen; terechtwijzen; verwijten	↔ reprocher — imputer la faute à quelqu’un, en l’blâmer, en lui faire des remontrances.
• scold	→ manen; aanmanen; aansporen; beknorren; berispen; terechtwijzen; verwijten	↔ réprimander — reprendre quelqu’un avec autorité, lui reprocher sa faute.

Remove Ads

Vertaal scolding van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor scolding (Engels) in het Nederlands

scolding:

scolding [the ~] zelfstandig naamwoord

the scolding (wrangling)

the scolding

Vertaal Matrix voor scolding:

Verwante woorden van "scolding":

Synoniemen voor "scolding":

Verwante definities voor "scolding":

scold:

to scold werkwoord (scolds, scolded, scolding)

to scold (bawl out; swear at; storm at; tell off; tick off)

to scold (chide)

to scold (rail at; abuse; revile)

to scold (tell off; blow a person up; wig; dress down)

Conjugations for scold:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor scold:

Verwante woorden van "scold":

Synoniemen voor "scold":

Verwante definities voor "scold":

Wiktionary: scold