Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal sank

Vertaal sank van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sink:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor sank (Engels) in het Nederlands

sink:

to sink werkwoord (sinks, sank, sinking)

  1. to sink (perish; suffer; set; )
    – go under, 1
    ondergaan; zinken; onder water gaan
    • ondergaan werkwoord (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)
    • zinken werkwoord (zink, zinkt, zonk, zonken, gezonken)
    • onder water gaan werkwoord
  2. to sink (drop; fall; tumble)
    zakken; kelderen
    • zakken werkwoord (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)
    • kelderen werkwoord (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)
  3. to sink (sag; subside; prolapse; )
    verzakken
    • verzakken werkwoord (verzak, verzakt, verzakte, verzakten, verzakt)
  4. to sink (be going down hill; prolapse; subside; sag; go under)
    vervallen; wegglijden; inzinken; aftakelen; afzakken; afglijden; wegzinken
    • vervallen werkwoord (verval, vervalt, verviel, vervielen, vervallen)
    • wegglijden werkwoord (glijd weg, glijdt weg, gleed weg, gleden weg, weggegleden)
    • inzinken werkwoord (zink in, zinkt in, zonk in, zonken in, ingezonken)
    • aftakelen werkwoord (takel af, takelt af, takelde af, takelden af, afgetakeld)
    • afzakken werkwoord (zak af, zakt af, zakte af, zakten af, afgezakt)
    • afglijden werkwoord (glijd af, glijdt af, gleed af, gleden af, afgegleden)
    • wegzinken werkwoord (zink weg, zinkt weg, zonk weg, zonken weg, weggezonken)
  5. to sink (let sink)
    doen zinken
  6. to sink (decrease; shrink; go down)
    slinken; afnemen; verminderen; krimpen; inkrimpen; verkleinen; minder worden
    • slinken werkwoord (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
    • afnemen werkwoord (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • verminderen werkwoord (verminder, vermindert, verminderde, verminderden, verminderd)
    • krimpen werkwoord (krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)
    • inkrimpen werkwoord (krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
    • verkleinen werkwoord (verklein, verkleint, verkleinde, verkleinden, verkleind)
    • minder worden werkwoord (word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)

Conjugations for sink:

present
  1. sink
  2. sink
  3. sinks
  4. sink
  5. sink
  6. sink
simple past
  1. sank
  2. sank
  3. sank
  4. sank
  5. sank
  6. sank
present perfect
  1. have sunk
  2. have sunk
  3. has sunk
  4. have sunk
  5. have sunk
  6. have sunk
past continuous
  1. was sinking
  2. were sinking
  3. was sinking
  4. were sinking
  5. were sinking
  6. were sinking
future
  1. shall sink
  2. will sink
  3. will sink
  4. shall sink
  5. will sink
  6. will sink
continuous present
  1. am sinking
  2. are sinking
  3. is sinking
  4. are sinking
  5. are sinking
  6. are sinking
subjunctive
  1. be sunk
  2. be sunk
  3. be sunk
  4. be sunk
  5. be sunk
  6. be sunk
diverse
  1. sink!
  2. let's sink!
  5. sunk
  6. sink
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

sink [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sink (washbasin)
    de wasbak
    • wasbak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the sink (washbasin)
    de wastafel
  3. the sink (kitchen sink)
    de aanrecht; de gootsteen
    • aanrecht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gootsteen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the sink (rinsing-tub)
    de spoelbak
    • spoelbak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the sink
    – A device or part of a device that receives something from another device. 2
    sink

Vertaal Matrix voor sink:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanrecht kitchen sink; sink counter; countertop; kitchen counter
afnemen declining in force; decrease in power; decrease in strength; dust; remove; weakening; wipe off
gootsteen kitchen sink; sink
inzinken going under; hollow; prolapse; sinking; sinking in; subsidence
kelderen collapsing; going down; plummeting; sliding; slumping
krimpen decrease; shrinking; shrinking back
minder worden crash; decline; decrease; diminishing; downfall; fall; lessening
spoelbak rinsing-tub; sink
vervallen elapsing; lapsing; passing
wasbak sink; washbasin
wastafel sink; washbasin
wegglijden slipping away
wegzinken going under; hollow; prolapse; sinking; sinking in; subsidence
zakken bags; pockets; sacks
- cesspit; cesspool; sinkhole; sump; swallow hole
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afglijden be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside slide down; slide off; slip off
afnemen decrease; go down; shrink; sink be shortcoming; cadge; clear away; clear up; collar; collect; come round for; curtail; decline; decrease; diminish; dust; dwindle; expropriate; fetch; filch; go thieving; lessen; make off with; mark down; nick; pick up; pilfer; pinch; purloin; reduce; regress; remove; rob; scale down; shrink; shrink away; snatch; snitch; steal; swipe; take; take along; take away; wain; waining
aftakelen be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside be going down hill; be lost; cease; come down; fall away; weaken
afzakken be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside
doen zinken let sink; sink
inkrimpen decrease; go down; shrink; sink curtail; decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up
inzinken be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside cave in; collapse; crumble down; relapse; slump; subside
kelderen drop; fall; sink; tumble drop; fall; plummet; slump; take a plunge; trip up; tumble
krimpen decrease; go down; shrink; sink curtail; decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up
minder worden decrease; go down; shrink; sink be shortcoming; curtail; decline; decrease; diminish; dwindle; go thieving; lessen; mark down; reduce; regress; remove; scale down; shrink; shrink away; take away; wain; waining
onder water gaan go under; perish; set; sink; submerge; succumb; suffer
ondergaan go under; perish; set; sink; submerge; succumb; suffer be killed; break down; fall; go down; go to pieces; go to the dogs; go to wrack and ruin; go under; have a breakdown; perish; set; undergo
slinken decrease; go down; shrink; sink curtail; decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up; wither
verkleinen decrease; go down; shrink; sink decrease; diminish; downsample; make smaller; reduce; shrink
verminderen decrease; go down; shrink; sink be shortcoming; curtail; decline; decrease; diminish; dwindle; go thieving; lessen; mark down; reduce; remove; scale down; shrink; shrink away; take away; wain
vervallen be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside be shortcoming; crumble; decay; decline; decrease; deteriorate; disintegrate; dwindle; elapse; expire; fall apart; fall into decay; fall to bits; fall to pieces; go by; go thieving; go to ruin; incline; pass; remove; shelve; shrink; slant; slope; take away; wain
verzakken cave in; collapse; give way; prolapse; sag; sink; subside
wegglijden be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside be going down hill; be lost; cease; come down; fall away; weaken
wegzinken be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside
zakken drop; fall; sink; tumble
zinken go under; perish; set; sink; submerge; succumb; suffer decline
- bury; dip; drop; drop down; fall off; go down; go under; lapse; pass; settle; slide down; slump; subside
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vervallen decrepit; elapsed; expired; kicked off; lapsed; worn; worn out; worn with age
zinken zinc
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
sink sink
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- be wrecked; decline; founder; go down; kitchen sink; trough

Verwante woorden van "sink":


Synoniemen voor "sink":


Antoniemen van "sink":


Verwante definities voor "sink":

  1. a covered cistern; waste water and sewage flow into it1
  2. plumbing fixture consisting of a water basin fixed to a wall or floor and having a drainpipe1
  3. a depression in the ground communicating with a subterranean passage (especially in limestone) and formed by solution or by collapse of a cavern roof1
  4. (technology) a process that acts to absorb or remove energy or a substance from a system1
    • the ocean is a sink for carbon dioxide1
  5. fall heavily or suddenly; decline markedly1
  6. embed deeply1
    • She sank her fingers into the soft sand1
  7. descend into or as if into some soft substance or place1
    • He sank into bed1
  8. pass into a specified state or condition1
    • He sank into nirvana1
  9. fall or descend to a lower place or level1
    • He sank to his knees1
  10. cause to sink1
    • The Japanese sank American ships in Pearl Harbor1
  11. fall or sink heavily1
    • My spirits sank1
  12. go under,1
    • The raft sank and its occupants drowned1
  13. appear to move downward1
    • The setting sun sank below the tree line1
  14. A device or part of a device that receives something from another device.2

Wiktionary: sink

sink
verb
  1. descend into liquid, etc
  2. submerge
  3. cause (ship, etc) to sink
noun
  1. basin
sink
noun
  1. een bak, meestal ingebouwd in een aanrecht, onder een kraan en met een afvoer
verb
  1. in een vloeistof, meestal water, traag naar beneden zakken
Cross Translation:
FromToVia
• sink → boren; aanboren ↔ forer — Percer.
• sink → verdrinken ↔ noyer — asphyxier par immersion.
• sink → aantreffen; ontmoeten; tegemoet treden; tegenkomen; treffen; aanboren ↔ rencontrer — trouver en chemin une personne ou une chose.
• sink → aanrecht ↔ évier — table en céramique, en métal ou en pierre, comportant un bassin creusé dans lequel on lave la vaisselle, et qui a un trou pour l’écoulement des eaux.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0838 seconde
Page rendered in 1.0 seconds