Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- running:
-
run:
- rennen; hardlopen; lopen; vloeien; stromen; beheren; besturen; administreren; racen; hollen; hard rennen; pezen; sprinten; draven; gaan; zich begeven; in stralen lopen; vervagen; vervloeien; in elkaar overlopen; ladderen; gulpen; gutsen; in stromen neerstorten
- loop; hardloopwedstrijd; aanval; run; attaque; stormaanval; offensief; bestorming; stormloop; ladder; ladder in kous; runs; stormlopen
-
Wiktionary:
- running → voordewinds
- running → administratiekantoor, bestuur, administratie, administratiegebouw, beheer, toediening
- run → loop, ladder, rennen, vlucht
- run → rennen, lopen, afgeven, functioneren, hollen, ren
- run → ladder, rennen, hollen, duiken, onderduiken, zinken, in de afgrond storten, lopen, stromen, vlieten, vloeien, hardlopen, snellen, aaneenschakeling, opeenvolging, volgorde, functioneren, het doen, in zijn werk gaan, werken, vlucht, marcheren, beurt, file, rij, gelid, reeks, toerbeurt
-
Gebruikers suggesties voor running:
- lopende
Engels
Uitgebreide vertaling voor running (Engels) in het Nederlands
running:
-
the running (coming and going; trotting; walking; walking around)
-
the running (racing)
-
the running
-
running
-
running (trough; continuous; non stop)
-
running (running well; ongoing)
-
running (jogging; running a race)
Vertaal Matrix voor running:
Synoniemen voor "running":
Antoniemen van "running":
Verwante definities voor "running":
Wiktionary: running
running
Cross Translation:
adjective
-
met een hoek van rond 180 graden t.o.v. de windrichting
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• running | → administratiekantoor; bestuur; administratie; administratiegebouw; beheer; toediening | ↔ administration — Action d’administrer, direction, conduite des affaires publiques ou particulières. |
• running | → administratiekantoor; bestuur; administratie; beheer; toediening | ↔ gérance — fonction de gérant. |
run:
-
to run (sprint; race)
– the act of running; traveling on foot at a fast pace 1 -
to run (flow; stream)
– move along, of liquids 1 -
to run (administer; manage)
beheren; besturen; administreren-
administreren werkwoord (administreer, administreert, administreerde, administreerden, geadministreerd)
-
to run (scamper; race)
-
to run (sprint; scamper; rush; race)
-
to run (be going to; go; move; pass; walk)
-
to run (gush; pour)
-
to run (melt)
-
to run (ladder)
– come unraveled or undone as if by snagging 1 -
to run (come down in torrents; gush; flow; pour)
– the pouring forth of a fluid 1
Conjugations for run:
present
- run
- run
- runs
- run
- run
- run
simple past
- ran
- ran
- ran
- ran
- ran
- ran
present perfect
- have run
- have run
- has run
- have run
- have run
- have run
past continuous
- was running
- were running
- was running
- were running
- were running
- were running
future
- shall run
- will run
- will run
- shall run
- will run
- will run
continuous present
- am running
- are running
- is running
- are running
- are running
- are running
subjunctive
- be run
- be run
- be run
- be run
- be run
- be run
diverse
- run!
- let's run!
- run
- running
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor run:
Verwante woorden van "run":
Synoniemen voor "run":
Antoniemen van "run":
Verwante definities voor "run":
Wiktionary: run
run
Cross Translation:
noun
verb
run
verb
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• run | → ladder | ↔ Laufmasche — Masche an gestrickten oder gewirkten textilen Waren, vor allem Strümpfen und Strumpfhosen, die sich gelöst hat und die Reihen abwärts- oder aufwärtsgleitet |
• run | → rennen; hollen | ↔ laufen — von Lebewesen allgemein: sich schnell auf den Beinen (selten: anderen Gliedmaßen) fortbewegen |
• run | → hollen; rennen | ↔ rennen — (intransitiv) sich schnell zu Fuß fortbewegen, schnell laufen |
• run | → duiken; onderduiken; zinken; in de afgrond storten; lopen; stromen; vlieten; vloeien | ↔ couler — Traductions à trier suivant le sens |
• run | → rennen; hardlopen; hollen; snellen | ↔ courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol. |
• run | → aaneenschakeling; opeenvolging; volgorde | ↔ enchainement — action d’enchainer. |
• run | → functioneren; het doen; in zijn werk gaan; werken | ↔ fonctionner — accomplir sa fonction, en parlant d’un mécanisme, d’un organe, etc. |
• run | → vlucht | ↔ fuite — Action de fuir |
• run | → lopen; marcheren | ↔ marcher — Se déplacer par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, en ayant toujours un appui au sol. |
• run | → beurt; file; rij; gelid; reeks; toerbeurt | ↔ rangée — Traductions à trier suivant le sens |
User Translations:
Word | Translation | Votes |
---|---|---|
running | lopende | 20 |
Computer vertaling door derden: