Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- ruling:
-
rule:
- overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen; heersen van griep; verspreiden van ziekte; opdragen; decreteren; bevelen; verordenen; verordonneren; gelasten; gebieden; commanderen
- richtlijn; voorschrift; richtsnoer; macht; gezag; reglement; dienstvoorschrift; bewind; regime; regeringsstelsel; staatsbestel; overheersing; wetmatigheid; regentschap; stelregel; regel; filter
-
Wiktionary:
- ruling → bestuur, bewind, heerschappij, regering, bevel, commando, aangifte, betuiging, declaratie, verklaring, uitspraak, overheid, gouvernement, koningschap, rijk, staat, heersend, regerend, gedrag, houding, manieren, verzorging, onderhoud, bestel, leiding, rondleiding, verpleging
- rule → regel
- rule → regeren
- rule → regel, bestuur, bewind, heerschappij, regering, bevel, commando, aangeven, betuigen, declareren, verklaren, overheid, gouvernement, besturen, de scepter zwaaien, heersen, regeren, berechten, oordelen, beoordelen, vonnissen, koningschap, rijk, staat, koning zijn, statuut, gedrag, houding, manieren, verzorging, onderhoud, bestel, leiding, rondleiding, verpleging
-
Gebruikers suggesties voor ruling:
- heersende
Engels
Uitgebreide vertaling voor ruling (Engels) in het Nederlands
ruling:
-
ruling (reigning)
-
the ruling (governing)
-
the ruling (decision of the town council; decision; decree; measure)
-
the ruling
Vertaal Matrix voor ruling:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beslissing | decision; decision of the town council; decree; measure; ruling | decision |
besturen | governing; ruling | directing; leading |
raadsbesluit | decision; decision of the town council; decree; measure; ruling | decision of the town council; decree; ordinance |
regeren | governing; ruling | |
vonnis | ruling | judgement; sentence; verdict |
- | opinion | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
besturen | administer; command; direct; lead; manage; preside; run | |
regeren | exercise authority; exert power; order; reign; rule | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | regnant; reigning | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
heersend | reigning; ruling | |
regerend | reigning; ruling |
Verwante woorden van "ruling":
Synoniemen voor "ruling":
Verwante definities voor "ruling":
Wiktionary: ruling
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ruling | → bestuur; bewind; heerschappij; regering; bevel; commando | ↔ commandement — À trier |
• ruling | → aangifte; betuiging; declaratie; verklaring; uitspraak | ↔ déclaration — (histoire) FR|fr loi ; ordonnance ; interprétation d'un édit. |
• ruling | → regering; overheid; gouvernement; bestuur; bewind; heerschappij | ↔ gouvernement — action, charge, ou manière de gouverner, de régir, d’administrer quelque chose, en particulier dans le domaine politique. |
• ruling | → koningschap; rijk; staat; bestuur; bewind; heerschappij; regering | ↔ règne — exercice du pouvoir souverain dans un état monarchique. |
• ruling | → heersend; regerend | ↔ régnant — Qui régner au moment dont on parle, en parlant des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi. |
• ruling | → gedrag; houding; manieren; bestuur; bewind; heerschappij; regering; verzorging; onderhoud; bestel; leiding; rondleiding; verpleging | ↔ tenue — Traductions à trier suivant le sens. |
ruling vorm van rule:
-
to rule (exercise authority; reign; order; exert power)
overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen-
gezaghebben werkwoord
-
macht uitoefenen werkwoord (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)
-
to rule (spread a disease; reign)
heersen; heersen van griep; verspreiden van ziekte-
heersen van griep werkwoord
-
verspreiden van ziekte werkwoord
-
to rule (decree; dedicate; commission; devote; order; dictate; charge; exert power; force; command)
opdragen; decreteren; bevelen; verordenen; verordonneren; gelasten; gebieden; commanderen-
verordonneren werkwoord (verordonneer, verordonneert, verordonneerde, verordonneerden, verordonneerd)
Conjugations for rule:
present
- rule
- rule
- rules
- rule
- rule
- rule
simple past
- ruled
- ruled
- ruled
- ruled
- ruled
- ruled
present perfect
- have ruled
- have ruled
- has ruled
- have ruled
- have ruled
- have ruled
past continuous
- was ruling
- were ruling
- was ruling
- were ruling
- were ruling
- were ruling
future
- shall rule
- will rule
- will rule
- shall rule
- will rule
- will rule
continuous present
- am ruling
- are ruling
- is ruling
- are ruling
- are ruling
- are ruling
subjunctive
- be ruled
- be ruled
- be ruled
- be ruled
- be ruled
- be ruled
diverse
- rule!
- let's rule!
- ruled
- ruling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the rule (regulation; precept)
-
the rule (authority; power)
-
the rule (official regulation; regulation)
-
the rule (regime; reign; government; leadership; rule of life)
-
the rule (domination)
de overheersing -
the rule (natural law)
de wetmatigheid -
the rule (reign)
het regentschap -
the rule (basic rule; principle; maxim; rule of life)
-
the rule (filter)
– A set of conditions and associated actions that may be applied to certain tasks. For example, an e-mail rule might stipulate that all messages from a particular sender be placed into a specific folder. 2 -
the rule
– A condition-action pair that prescribes the action taken when the condition is met. 2
Vertaal Matrix voor rule:
Verwante woorden van "rule":
Synoniemen voor "rule":
Verwante definities voor "rule":
Wiktionary: rule
rule
Cross Translation:
noun
-
regulation
- rule → regel
-
to regulate, be in charge of, make decisions for, reign over
- rule → regeren
Cross Translation: