Engels
Uitgebreide vertaling voor rottenness (Engels) in het Nederlands
rottenness:
-
the rottenness (illness; nausea; sickness)
-
the rottenness (hollowness; sponginess; rancidness)
Vertaal Matrix voor rottenness:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bedorvenheid | hollowness; rancidness; rottenness; sponginess | |
misselijkheid | illness; nausea; rottenness; sickness | |
ongesteldheid | illness; nausea; rottenness; sickness | menses; menstruation; period |
onpasselijkheid | illness; nausea; rottenness; sickness | |
rotheid | hollowness; rancidness; rottenness; sponginess | |
vergaanheid | hollowness; rancidness; rottenness; sponginess | |
verrotheid | hollowness; rancidness; rottenness; sponginess | |
- | corruption; putrescence; putridness |
Verwante woorden van "rottenness":
Synoniemen voor "rottenness":
Verwante definities voor "rottenness":
rotten:
-
rotten (putrefied; depraved; degenerate; perverted; corrupt)
-
rotten (miserable; wretched; naseaus)
-
rotten (nasty; banal; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; below the belt; unmannerly; trite; unsavory)
banaal; triviaal; vunzig; laag-bij-de-grond; schunnig; grof; lomp; platvloers; plat-
banaal bijvoeglijk naamwoord
-
triviaal bijvoeglijk naamwoord
-
vunzig bijvoeglijk naamwoord
-
laag-bij-de-grond bijvoeglijk naamwoord
-
schunnig bijvoeglijk naamwoord
-
grof bijvoeglijk naamwoord
-
lomp bijvoeglijk naamwoord
-
platvloers bijvoeglijk naamwoord
-
plat bijvoeglijk naamwoord
-
-
rotten (messy; smudged; gross; shabby; muck; seedy; grimy; grubby)
-
rotten (woolly; spongy; wooly)
-
rotten (awful; lousy)
-
rotten (miserable; awful)
Vertaal Matrix voor rotten:
Verwante woorden van "rotten":
Synoniemen voor "rotten":
Antoniemen van "rotten":
Verwante definities voor "rotten":
Wiktionary: rotten
rotten
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rotten | → vermolmd | ↔ morsch — von Holz: durch Fäulnis hohl und brüchig und dem Zerfall nahe |
• rotten | → sjofel | ↔ schofel — umgangssprachlich abwertend: in empörender, verachtenswürdiger oder ähnlicher Art und Weise böse, minderwertig, niederträchtig, schäbig |
• rotten | → sjofel | ↔ schofelig — umgangssprachlich abwertend: in empörender, verachtenswürdiger oder ähnlicher Art und Weise böse, minderwertig, niederträchtig, schäbig |
• rotten | → verschrikkelijk; afschuwelijk | ↔ verheerend — übertragen: scheußlich, besonders schlecht |
• rotten | → schamel; miezerig; lelijk; shit-; kut-; rot-; kloten-; pokken- | ↔ piètre — Qui est mesquin, chétif et de nulle valeur dans son genre. |