Rim in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

rim:
- kader; raam; rand; omlijsting; lijst; velg; randje; tres; galon; omzoming
Wiktionary:
- rim → rand, velg
- rim → baffen
- rim → velg

Engels

Uitgebreide vertaling voor rim (Engels) in het Nederlands

the rim (framing; frame; cornice; moulding; panel; mounting; molding)
het kader; de rand; de omlijsting
- kader [het ~] zelfstandig naamwoord
- rand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- omlijsting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
het raam
– lijst van hout ¹
- raam [het ~] zelfstandig naamwoord
  - zij spande het kleed op een raam¹
de lijst
– rand ¹
- lijst [de ~] zelfstandig naamwoord
  - om dit schilderij zit een mooie lijst¹
the rim
de velg
- velg [de ~] zelfstandig naamwoord
the rim
het randje
- randje [het ~] zelfstandig naamwoord
the rim (lace; fringe; border; tress; ribbon; trimming; braid)
de tres; de galon; de omzoming
- tres [de ~] zelfstandig naamwoord
- galon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- omzoming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
galon	border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming	border; fringe; trim; trimming
kader	cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim	executive; executives; frame work; staff
lijst	cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim	SharePoint list; flat list; frame work; list; membership register; membership roll; picture frame; record; register; report; schedule; statement; summary; table
omlijsting	cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim
omzoming	border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming	border; fringe; trim; trimming
raam	cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim	lozenge; window; window-glass; window-pane
rand	cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim	border; edge; frame work; ridge; seam; side
randje	rim
tres	border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming
velg	rim
-	brim; flange; lip

the top edge of a vessel or other container²
a projection used for strength or for attaching to another object²
the outer part of a wheel to which the tire is attached²
(basketball) the hoop from which the net is suspended²
- the ball hit the rim and bounced off²
the shape of a raised edge of a more or less circular object²
roll around the rim of²
- the ball rimmed the basket²
furnish with a rim²
- rim a hat²
run around the rim of²
- Sugar rimmed the dessert plate²

rim

noun

verb

rim

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• rim	→ velg	↔ Felge — Technik: Bestandteil eines Rades, über den man den Schlauch und den (schlauchlosen) Mantel des Reifens zieht
• rim	→ velg	↔ jante — Partie de la roue s'accrochant au véhicule

Computer vertaling door derden: