Engels

Uitgebreide vertaling voor richer (Engels) in het Nederlands

rich:

rich bijvoeglijk naamwoord

  1. rich (filling; heavy)
    zwaar; moeilijk verteerbaar; machtig; slecht verteerbaar
  2. rich (abundant; extensive; comprehensive; )
    ruimschoots; rijkelijk; overvloedig; royaal; scheutig
  3. rich (flourishing; prosperous; wealthy; )
    welvarend; florerend; welgesteld

rich werkwoord

  1. rich (roll in money; rolling in the dough)
    bulken
    • bulken werkwoord (bulk, bulkt, bulkte, bulkten, gebulkt)

Vertaal Matrix voor rich:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- rich people
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bulken rich; roll in money; rolling in the dough
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
machtig filling; heavy; rich
overvloedig abundant; ample; amply; comprehensive; copious; detailed; elaborate; extensive; lavish; plentifull; rich; wide; widespread
rijkelijk abundant; ample; amply; comprehensive; copious; detailed; elaborate; extensive; lavish; plentifull; rich; wide; widespread
royaal abundant; ample; amply; comprehensive; copious; detailed; elaborate; extensive; lavish; plentifull; rich; wide; widespread considerable; generous; glorious; grand; liberal; magnanimous; munificent; noble; noble minded; open-handed; princely; unsparing
scheutig abundant; ample; amply; comprehensive; copious; detailed; elaborate; extensive; lavish; plentifull; rich; wide; widespread generous; liberal; magnanimous; munificent; noble; noble minded; open-handed; unsparing
welgesteld flourishing; healthy; in good health; prosperous; rich; thriving; wealthy; well; well-of prosperous; well-off; well-to-do
welvarend flourishing; healthy; in good health; prosperous; rich; thriving; wealthy; well; well-of
zwaar filling; heavy; rich awkward; burdensome; difficult; hard; heavily built; heavy; heavyset; massive; oppressing; oppressive; stiff; tough
- ample; copious; deep; fat; fertile; full-bodied; plenteous; plentiful; productive; racy; robust
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ruimschoots abundant; ample; amply; comprehensive; copious; detailed; elaborate; extensive; lavish; plentifull; rich; wide; widespread
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- abundant; plentiful
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
florerend flourishing; healthy; in good health; prosperous; rich; thriving; wealthy; well; well-of
moeilijk verteerbaar filling; heavy; rich
slecht verteerbaar filling; heavy; rich

Verwante woorden van "rich":


Synoniemen voor "rich":


Antoniemen van "rich":


Verwante definities voor "rich":

  1. affording an abundant supply1
    • a rich supply1
  2. strong; intense1
    • a rich red1
  3. marked by great fruitfulness1
    • rich soil1
  4. pleasantly full and mellow1
    • a rich tenor voice1
  5. very productive1
    • rich seams of coal1
  6. possessing material wealth1
    • her father is extremely rich1
    • many fond hopes are pinned on rich uncles1
  7. having an abundant supply of desirable qualities or substances (especially natural resources)1
    • blessed with a land rich in minerals1
    • rich in ideas1
    • rich with cultural interest1
  8. suggestive of or characterized by great expense1
    • a rich display1
  9. high in mineral content; having a high proportion of fuel to air1
    • a rich vein of copper1
    • a rich gas mixture1
  10. marked by richness and fullness of flavor1
    • a rich ruby port1
  11. of great worth or quality1
    • a rich collection of antiques1
  12. containing plenty of fat, or eggs, or sugar1
    • rich desserts1
    • they kept gorging on rich foods1
  13. people who have possessions and wealth (considered as a group)1
    • only the very rich benefit from this legislation1

Wiktionary: rich

rich
adjective
  1. having wealth
rich
adjective
  1. veel geld en/of eigendommen hebbend
  2. overvloedig, niet nauw rekenend

Cross Translation:
FromToVia
rich rijk reich — viele Güter oder Geldmittel besitzend
rich overvloedig; rijkelijk; abundant; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig abondant — Qui abonder, qui dépasse nettement en quantité ce qui est suffisant.
rich abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgestrekt; slobberig; breed; wijd; omvangrijk; uitgebreid; veelomvattend ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
rich abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig copieux — Qui est abondant, qui est nombreux et disponible.
rich abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd; slobberig; breed; omvangrijk; veelomvattend large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
rich abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig plantureux — Qui est large, copieux, abondant, profus.
rich gefortuneerd; rijk; vermogend riche — qui a beaucoup de fortune