Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
-
return:
- retour; terugkeer; terugreis; thuiskomst; opbrengst; rendement; uitkomst; product; voortbrengsel; oogst; rentabiliteit; teruggave; weergave; terugkomst; profijt; baat; winst; gewin; contraprestatie; tegenprestatie; wederdienst; tegendienst; return; terugwedstrijd
- terugkomen; retourneren; omkeren; terugkeren; teruggeven; terugzenden; terugbrengen; terugsturen; teruggaan; keren; teruggooien; terugwerpen; teruggrijpen; dateren; wederkeren; weerkeren; terugbezorgen
- terug; achterwaarts; achteruit; naar achter; rugwaarts; naar achteren
-
Wiktionary:
- return → teruggeven, terugbrengen, terugkomen, terugkeren, teruggaan, retourneren
- return → retour
- return → herstellen, terugbrengen, herplaatsen, terugplaatsen, terugvoeren, teruggeven, braken, kotsen, overgeven, spugen, vomeren, doen, laten, laten doen, maken, terugkeer, terugkomst, wederkeer, wederkomst, hervatting, come-back, terugsturen, terugzenden, terugweg, terugtocht, terugreis, thuisreis, draaien, keren, omdraaien, ronddraaien, wenden, wentelen, zwenken, retourneren, terugbezorgen, terugwijzen, heruitzenden, mengen, mixen, temperen, vermengen, verwarren, wassen, omkeren, rente
Engels
Uitgebreide vertaling voor return (Engels) in het Nederlands
return:
-
the return (homecoming)
-
the return (homecoming)
de thuiskomst -
the return (yield; profit; benefit; output; gain)
-
the return (earning capacity; yield)
-
the return (reimbursement; restitution; retrocession; refund; restoration)
-
the return (comeback; homecoming)
de terugkomst -
the return (profit; benefit; advantage; gain; earnings; yield; winning; output; economy; victory; take)
-
the return (favour in return; quid pro quo; service in return; compensation)
-
the return (return match)
-
to return (backtrack; backpedal)
-
to return
-
to return (send back)
-
to return (turn around; go back)
-
to return (throw back)
-
to return (revert to; date back to; stem from; go down; go back to; go back)
-
to return (come back)
-
to return (bring back)
terugbezorgen-
terugbezorgen werkwoord (bezorg terug, bezorgt terug, bezorgde terug, bezorgden terug, terugbezorgd)
-
Conjugations for return:
present
- return
- return
- returns
- return
- return
- return
simple past
- returned
- returned
- returned
- returned
- returned
- returned
present perfect
- have returned
- have returned
- has returned
- have returned
- have returned
- have returned
past continuous
- was returning
- were returning
- was returning
- were returning
- were returning
- were returning
future
- shall return
- will return
- will return
- shall return
- will return
- will return
continuous present
- am returning
- are returning
- is returning
- are returning
- are returning
- are returning
subjunctive
- be returned
- be returned
- be returned
- be returned
- be returned
- be returned
diverse
- return!
- let's return!
- returned
- returning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
return (backwards; back; reverse)
terug; achterwaarts; achteruit; naar achter; rugwaarts; naar achteren-
terug bijwoord
-
achterwaarts bijvoeglijk naamwoord
-
achteruit bijwoord
-
naar achter bijvoeglijk naamwoord
-
rugwaarts bijvoeglijk naamwoord
-
naar achteren bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor return:
Verwante woorden van "return":
Synoniemen voor "return":
Verwante definities voor "return":
Wiktionary: return
return
Cross Translation:
verb
return
-
to give something back to its original holder or owner
- return → teruggeven
-
to take something back to a retailer for a refund
- return → terugbrengen
-
to come back after some period of time, or at regular intervals
- return → terugkomen; terugkeren
-
to go back in thought, narration, or argument
- return → teruggaan; terugkeren
-
tennis: to bat the ball back over the net in response to a serve
- return → retourneren
-
card games: to play a card as a result of another player's lead
- return → retourneren
-
computing: to pass back (data) to the calling procedure
- return → retourneren
-
return ticket
- return → retour
verb
-
naar de punt van vertrek gaan
-
(overgankelijk) weer aan de oorspronkelijke eigenaar overhandigen
-
gaan naar een plaats waar men eerder vandaan kwam
-
opnieuw naar een plaats komen waar men eerder geweest is
Cross Translation:
Computer vertaling door derden: