Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- retail:
-
Wiktionary:
- retail → detailhandel
- retail → afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen, omzetten, verkopen, debiteren, bijzonderheid, detail, item
Engels
Uitgebreide vertaling voor retail (Engels) in het Nederlands
retail:
-
the retail
-
to retail (hawk)
Conjugations for retail:
present
- retail
- retail
- retails
- retail
- retail
- retail
simple past
- retailed
- retailed
- retailed
- retailed
- retailed
- retailed
present perfect
- have retailed
- have retailed
- has retailed
- have retailed
- have retailed
- have retailed
past continuous
- was retailing
- were retailing
- was retailing
- were retailing
- were retailing
- were retailing
future
- shall retail
- will retail
- will retail
- shall retail
- will retail
- will retail
continuous present
- am retailing
- are retailing
- is retailing
- are retailing
- are retailing
- are retailing
subjunctive
- be retailed
- be retailed
- be retailed
- be retailed
- be retailed
- be retailed
diverse
- retail!
- let's retail!
- retailed
- retailing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor retail:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
detailhandel | retail | retail trade |
kleinhandel | retail | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
colporteren | hawk; retail | |
uitventen | hawk; retail |
Verwante woorden van "retail":
Synoniemen voor "retail":
Antoniemen van "retail":
Verwante definities voor "retail":
Wiktionary: retail
retail
Cross Translation:
noun
-
sale of goods directly to the consumer
- retail → detailhandel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• retail | → afbreken; delen; splitsen; opsplitsen; verdelen; omzetten; verkopen; debiteren | ↔ débiter — vendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail. |
• retail | → bijzonderheid; detail; item | ↔ détail — chacun des parties qui concourent à la composition et à la formation d’un ensemble. |