Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor resident (Engels) in het Nederlands

resident:

resident [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the resident (householder; inhabitant; tenant; )
    – someone who lives at a particular place for a prolonged period or who was born there 1
    de inwoner; de huisbewoner
    de bewoner
    – wie in een gebied of een huis woont 2
    • bewoner [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de bewoners van deze flat voeren actie2
  2. the resident (lodger)
    – someone who lives at a particular place for a prolonged period or who was born there 1
    de interne; inwonende
    • interne [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • inwonende [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. the resident (lodger)
    – someone who lives at a particular place for a prolonged period or who was born there 1
    de kamerbewoner
  4. the resident (intern)
    – a physician (especially an intern) who lives in a hospital and cares for hospitalized patients under the supervision of the medical staff of the hospital 1
    inwonende; de stagiair

resident bijvoeglijk naamwoord

  1. resident (living; residing; settled)
    – living in a particular place 1
    woonachtig; gevestigd; zetelend
  2. resident
    – living in a particular place 1
    gedomicilieerd

Vertaal Matrix voor resident:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewoner householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant denizen; dweller; habitant; indweller; inhabitant
huisbewoner householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant
interne lodger; resident
inwonende lodger; resident
inwoner householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant denizen; dweller; habitant; indweller; inhabitant
kamerbewoner lodger; resident
stagiair intern; resident apprentice; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher
- house physician; occupant; occupier; resident physician
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gedomicilieerd resident
gevestigd living; resident; residing; settled established; settled; situated
woonachtig living; resident; residing; settled
- nonmigratory
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
inwonende intern; resident
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zetelend living; resident; residing; settled

Verwante woorden van "resident":

  • residents

Synoniemen voor "resident":


Antoniemen van "resident":

  • nonresident; migratory

Verwante definities voor "resident":

  1. living in a particular place1
    • resident aliens1
  2. used of animals that do not migrate1
  3. a physician (especially an intern) who lives in a hospital and cares for hospitalized patients under the supervision of the medical staff of the hospital1
    • the resident was receiving special clinical training at the hospital1
  4. someone who lives at a particular place for a prolonged period or who was born there1

Wiktionary: resident


Cross Translation:
FromToVia
resident aanwonende Anwohner — jemand, der unmittelbar neben etwas wohnt, dessen Grundstück an etwas angrenzt
resident bewoner; inwoner habitantpersonne qui passer une partie importante de sa vie dans un lieu donné.
resident aangeland riverain — Celui qui habiter le long d’une rivière, d’un fleuve.

Verwante vertalingen van resident