Engels

Uitgebreide vertaling voor records (Engels) in het Nederlands

records:

records [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the records
    de platen; de elpees; lp's
    • platen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • elpees [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • lp's [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. the records
    de records
    • records [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. the records (computer files; archive; annals)
    de computerbestanden; de bestanden
  4. the records (annals; archive; files; )
    het archief; de annalen
    • archief [het ~] zelfstandig naamwoord
    • annalen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  5. the records (annals; files; archive; folders)
    de dossiers; de ordners; de opbergmappen

Vertaal Matrix voor records:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annalen almanac; annals; annual; archive; files; folders; records; yearbook
archief almanac; annals; annual; archive; files; folders; records; yearbook archive; archives; data-bank; database; store
bestanden annals; archive; computer files; records
computerbestanden annals; archive; computer files; records
dossiers annals; archive; files; folders; records
elpees records
lp's records
opbergmappen annals; archive; files; folders; records
ordners annals; archive; files; folders; records
platen records
records records
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- case-book; rolls

Wiktionary: records

records
noun
  1. de plaats waar gegevens zorgvuldig worden vastgelegd zodat ze later terug te vinden of te controleren zijn

records vorm van record:

record [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the record (report; survey)
    het verslag; het rapport; de reportage; de weergave; het verhaal
    • verslag [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rapport [het ~] zelfstandig naamwoord
    • reportage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • weergave [de ~] zelfstandig naamwoord
    • verhaal [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the record (list; report)
    lijst van gegevens; de staat; het overzicht; de opgave; het staatje; de opgaaf
    de lijst
    – opsomming of rij van woorden, getallen, namen, enzovoort 1
    • lijst [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ik heb hier een lijst met dertig namen1
  3. the record
    het record
    • record [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. the record
    de grammofoonplaat
  5. the record (L.P.; album)
    het album; de plaat; de grammofoonplaat; lp; de elpee
    • album [het ~] zelfstandig naamwoord
    • plaat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • grammofoonplaat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • lp [znw.] zelfstandig naamwoord
    • elpee [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. the record (long playing record; L.P.; album)
    de plaat; de langspeelplaat; het album; l.p.; lp; de elpee
    • plaat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • langspeelplaat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • album [het ~] zelfstandig naamwoord
    • l.p. [znw.] zelfstandig naamwoord
    • lp [znw.] zelfstandig naamwoord
    • elpee [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. the record (compact disc; disk; disc; compact disk)
    de schijf; grammofoon
  8. the record (notation)
    de optekening
  9. the record (row)
    – A group of related fields (columns) of information treated as a unit and arranged in a horizontal line in a table or spreadsheet. 2
    het record
    • record [het ~] zelfstandig naamwoord
  10. the record
    – The form used to store business information (e.g. open activities, activity history, linked records). 2
    het record
    • record [het ~] zelfstandig naamwoord

to record werkwoord (records, recorded, recording)

  1. to record (note down; register; book; )
    boeken; noteren; vastleggen; registreren; opschrijven; optekenen
    • boeken werkwoord (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)
    • noteren werkwoord (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • vastleggen werkwoord (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • registreren werkwoord (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)
    • opschrijven werkwoord (schrijf op, schrijft op, schreef op, schreven op, opgeschreven)
    • optekenen werkwoord (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)
  2. to record (put in writing; register)
    registreren; noteren; op schrift stellen; aantekenen; optekenen; boeken
    • registreren werkwoord (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)
    • noteren werkwoord (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • op schrift stellen werkwoord
    • aantekenen werkwoord (teken aan, tekent aan, tekende aan, tekenden aan, aangetekend)
    • optekenen werkwoord (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)
    • boeken werkwoord (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)
  3. to record
    opnemen; inspreken
    • opnemen werkwoord (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • inspreken werkwoord (spreek in, spreekt in, sprak in, spraken in, ingesproken)
  4. to record (remember)
    onthouden; opnemen; opslaan
    • onthouden werkwoord (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • opnemen werkwoord (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • opslaan werkwoord (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
  5. to record (put on record; book; set down)
    te boek stellen; boekstaven

Conjugations for record:

present
  1. record
  2. record
  3. records
  4. record
  5. record
  6. record
simple past
  1. recorded
  2. recorded
  3. recorded
  4. recorded
  5. recorded
  6. recorded
present perfect
  1. have recorded
  2. have recorded
  3. has recorded
  4. have recorded
  5. have recorded
  6. have recorded
past continuous
  1. was recording
  2. were recording
  3. was recording
  4. were recording
  5. were recording
  6. were recording
future
  1. shall record
  2. will record
  3. will record
  4. shall record
  5. will record
  6. will record
continuous present
  1. am recording
  2. are recording
  3. is recording
  4. are recording
  5. are recording
  6. are recording
subjunctive
  1. be recorded
  2. be recorded
  3. be recorded
  4. be recorded
  5. be recorded
  6. be recorded
diverse
  1. record!
  2. let's record!
  3. recorded
  4. recording
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor record:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
album L.P.; album; long playing record; record album
boeken novels
elpee L.P.; album; long playing record; record
grammofoon Gramophone; phonograph; record player
grammofoonplaat L.P.; album; record
l.p. L.P.; album; long playing record; record
langspeelplaat L.P.; album; long playing record; record album; long-player; long-playing record
lijst list; record; report SharePoint list; cornice; flat list; frame; frame work; framing; list; membership register; membership roll; molding; moulding; mounting; panel; picture frame; register; rim; schedule; statement; summary; table
lijst van gegevens list; record; report
lp L.P.; album; long playing record; record
onthouden abstention; abstination; abstinence; fast
opgaaf list; record; report assignment; problem; problematical case; problems; question; statement; summary; task
opgave list; record; report announcement; assignment; message; piece of news; problem; problematical case; problems; question; registration; report; resignation; statement; summary; task; teaching exercise
opnemen absorbing; absorption; recording; taping
optekening notation; record
overzicht list; record; report outline; overall picture; overview; statement; survey
plaat L.P.; album; long playing record; record copperplate; etching; illustration; photo; photograph; plate; slab
rapport record; report; survey charge; report; statement
record record; row
reportage record; report; survey
schijf compact disc; compact disk; disc; disk; record dial; disc; disk; draughtsman; man; round; slice; target; telephone dial
staat list; record; report State; condition; country; empire; kingdom; list; nation; position; situation; state; statement; summary
staatje list; record; report
verhaal record; report; survey legend; myth; narration; story; tale
verslag record; report; survey account; commentary; composition; paper; report
weergave record; report; survey refund; reimbursement; restitution; restoration; retrocession; return; skin; view
- book; criminal record; disc; disk; phonograph record; phonograph recording; platter; record book; track record
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantekenen put in writing; record; register appeal; appeal against
boeken book; enter into; inscribe; list; note; note down; put in writing; record; register; write down post
boekstaven book; put on record; record; set down
inspreken record
noteren book; enter into; inscribe; list; note; note down; put in writing; record; register; write down declare; register; take down; write down
onthouden record; remember abstain; don't forget; remember; remind
op schrift stellen put in writing; record; register
opnemen record; remember absorb; admit; capture; lap up; pick up; sip up; take in; take up
opschrijven book; enter into; inscribe; list; note; note down; record; register; write down declare; register; take down; write down
opslaan record; remember archivate; document; file; lay up; organise; organize; put up; save; secure; stock; store
optekenen book; enter into; inscribe; list; note; note down; put in writing; record; register; write down write down
registreren book; enter into; inscribe; list; note; note down; put in writing; record; register; write down register; sign up
te boek stellen book; put on record; record; set down
vastleggen book; enter into; inscribe; list; note; note down; record; register; write down allocate; anchor; chain; fasten; fasten to a rope; fetter; fix; fix deposit; legally bind; make reservations; moor; put aside; put away; put on fixed deposit; reserve; secure; set aside; sign up; tie; tie up
- commemorate; enter; immortalise; immortalize; memorialise; memorialize; put down; read; register; show; tape
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
grammofoon compact disc; compact disk; disc; disk; record
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- deed; document; persuade; tape; tape-record; unparalleled; unprecedented

Verwante woorden van "record":

  • recordable

Synoniemen voor "record":


Antoniemen van "record":


Verwante definities voor "record":

  1. the sum of recognized accomplishments3
    • the lawyer has a good record3
  2. an extreme attainment; the best (or worst) performance ever attested (as in a sport)3
    • he tied the Olympic record3
    • coffee production last year broke all previous records3
    • Chicago set the homicide record3
  3. sound recording consisting of a disk with a continuous groove; used to reproduce music by rotating while a phonograph needle tracks in the groove3
  4. a list of crimes for which an accused person has been previously convicted3
    • the prostitute had a record a mile long3
  5. a compilation of the known facts regarding something or someone3
    • Al Smith used to say, `Let's look at the record'3
  6. anything (such as a document or a phonograph record or a photograph) providing permanent evidence of or information about past events3
    • the film provided a valuable record of stage techniques3
  7. a document that can serve as legal evidence of a transaction3
    • they could find no record of the purchase3
  8. the number of wins versus losses and ties a team has had3
    • at 9-0 they have the best record in their league3
  9. be or provide a memorial to a person or an event3
  10. indicate a certain reading; of gauges and instruments3
  11. register electronically3
    • They recorded her singing3
  12. make a record of; set down in permanent form3
  13. be aware of3
  14. A group of related fields (columns) of information treated as a unit and arranged in a horizontal line in a table or spreadsheet.2
  15. The form used to store business information (e.g. open activities, activity history, linked records).2

Wiktionary: record

record
noun
  1. information put into a lasting physical medium
  2. most extreme known value of some achievement
verb
  1. make a record of
  2. (intransitive) make audio or video recording
record
verb
  1. (beeld, geluid) registreren, vastleggen
noun
  1. de akte waarmee een overheidsambtenaar verslag uitbrengt over wat hij in de uitoefening van zijn functies heeft verricht
  2. een schriftelijk bericht over een gebeurtenis of toestand
  3. beste prestatie
  4. bij elkaar behorende gegevens

Cross Translation:
FromToVia
record bewijs Belegallgemein: ein Beweis, ein Nachweis
record protocol Protokoll — schriftliche Aufzeichnung oder Niederschrift nach einem genau definierten Schema
record record RekordSport: anerkannte Bestleistung in einer bestimmten Disziplin zu einem bestimmten Zeitpunkt
record verkrijgen erfassen — (transitiv) Daten, Informationen aufnehmen
record aantekenen; boeken; registreren; vastleggen enregistrermettre, écrire quelque chose sur un registre, ou seulement en prendre note.
record boeken; bijboeken; inschrijven; registreren inscrireécrire le nom de quelqu’un, ou prendre note, faire mention de quelque chose sur un registre, sur une liste, etc.
record opmaken; opstellen; redigeren; stellen; stileren rédigermettre par écrit, en bon ordre, dans un style clair et convenable, des lois, des règlements, des décisions, des résolutions prises dans une assemblée, ou les matériaux d’un ouvrage, ou les idées fournir en commun pour quelque écrire
record vastleggen saisir — Inscrire de façon à avoir une trace tangible.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van records