Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal rattled

Vertaal rattled van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. rattle:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor rattled (Engels) in het Nederlands

rattled:


Vertaal Matrix voor rattled:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- flustered; hot and bothered; perturbed

Synoniemen voor "rattled":

  • flustered; hot and bothered; perturbed; discomposed

Verwante definities voor "rattled":

  1. thrown into a state of agitated confusion; (`rattled' is an informal term)1

rattle:

rattle [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the rattle (blabber; waffler; scald-head; )
    de klep; de kletskous; de kletskop; de babbelaar; de zwammer; zwetser; de kwebbel; de kletsmajoor; de leuteraar
    • klep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kletskous [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kletskop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • babbelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zwammer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zwetser [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kwebbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kletsmajoor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leuteraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the rattle (toy)
    – a baby's toy that makes percussive noises when shaken 1
    het kinderspeeltje; de rammelaar
  3. the rattle
    de ratel
    • ratel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the rattle (clapper; cracker; clatter; tattler; clacker)
    de klepper
    • klepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the rattle (cackle-hen; chatterbox; chattering fool; waffler; twaddler)
    de kletskous; babbelaarster; de kletstante; de leuterkous; leuteraarster
  6. the rattle (death-rattle)
    het gereutel; het gerochel

to rattle werkwoord (rattles, rattled, rattling)

  1. to rattle (talk; speak; blab; )
    spreken; wauwelen; praten; babbelen; kwebbelen; kletsen; zwammen; kakelen; kwetteren; klappen; kwekken; snateren
    • spreken werkwoord
    • wauwelen werkwoord (wauwel, wauwelt, wauwelde, wauwelden, gewauweld)
    • praten werkwoord (praat, praatte, praatten, gepraat)
    • babbelen werkwoord (babbel, babbelt, babbelde, babbelden, gebabbeld)
    • kwebbelen werkwoord (kwebbel, kwebbelt, kwebbelde, kwebbelden, gekwebbeld)
    • kletsen werkwoord (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)
    • zwammen werkwoord (zwam, zwamt, zwamde, zwamden, gezwamd)
    • kakelen werkwoord (kakel, kakelt, kakelde, kakelden, gekakeld)
    • kwetteren werkwoord (kwetter, kwettert, kwetterde, kwetterden, gekwetterd)
    • klappen werkwoord (klap, klapt, klapte, klapten, geklapt)
    • kwekken werkwoord (kwek, kwekt, kwekte, kwekten, gekwekt)
    • snateren werkwoord (snater, snatert, snaterde, snaterden, gesnaterd)
  2. to rattle (squeak; beep; twitter; chirp; tweet)
    piepen
    • piepen werkwoord (piep, piept, piepte, piepten, gepiept)
  3. to rattle (rumble; thunder)
    dreunen; denderen; daveren
    • dreunen werkwoord (dreun, dreunt, dreunde, dreunden, gedreund)
    • denderen werkwoord (dender, dendert, denderde, denderden, gedenderd)
    • daveren werkwoord (daver, davert, daverde, daverden, gedaverd)
  4. to rattle (ruckle; flutter)
    – make short successive sounds 1
    klepperen
    • klepperen werkwoord (klepper, kleppert, klepperde, klepperden, geklepperd)
  5. to rattle (quack; gabble; chatter; chirp)
    – make short successive sounds 1
    kwaken; kwetteren; snateren; kakelen
    • kwaken werkwoord (kwaak, kwaakt, kwaakte, kwaakten, gekwaakt)
    • kwetteren werkwoord (kwetter, kwettert, kwetterde, kwetterden, gekwetterd)
    • snateren werkwoord (snater, snatert, snaterde, snaterden, gesnaterd)
    • kakelen werkwoord (kakel, kakelt, kakelde, kakelden, gekakeld)

Conjugations for rattle:

present
  1. rattle
  2. rattle
  3. rattles
  4. rattle
  5. rattle
  6. rattle
simple past
  1. rattled
  2. rattled
  3. rattled
  4. rattled
  5. rattled
  6. rattled
present perfect
  1. have rattled
  2. have rattled
  3. has rattled
  4. have rattled
  5. have rattled
  6. have rattled
past continuous
  1. was rattling
  2. were rattling
  3. was rattling
  4. were rattling
  5. were rattling
  6. were rattling
future
  1. shall rattle
  2. will rattle
  3. will rattle
  4. shall rattle
  5. will rattle
  6. will rattle
continuous present
  1. am rattling
  2. are rattling
  3. is rattling
  4. are rattling
  5. are rattling
  6. are rattling
subjunctive
  1. be rattled
  2. be rattled
  3. be rattled
  4. be rattled
  5. be rattled
  6. be rattled
diverse
  1. rattle!
  2. let's rattle!
  5. rattled
  6. rattling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor rattle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babbelaar blabber; blabbermouth; chatterbox; chattering fool; dawdler; driveller; ginger-snap; gossip; milksop; rattle; scald-head; slowcoach; stick-in-the-mud; trifler; waffler butterscotch; chatterbox; gasbag; gossip; talkative person; talker; twaddler; windbag
babbelaarster cackle-hen; chatterbox; chattering fool; rattle; twaddler; waffler
daveren booming
denderen booming
dreunen booming; pounding; thumping
gereutel death-rattle; rattle
gerochel death-rattle; rattle
kinderspeeltje rattle; toy
klappen acclaim; applause; blows with the fist; cheer; cracks; ovation; physical violence; punch; smacks
klep blabber; blabbermouth; chatterbox; chattering fool; dawdler; driveller; ginger-snap; gossip; milksop; rattle; scald-head; slowcoach; stick-in-the-mud; trifler; waffler
klepper clacker; clapper; clatter; cracker; rattle; tattler
kletskop blabber; blabbermouth; chatterbox; chattering fool; dawdler; driveller; ginger-snap; gossip; milksop; rattle; scald-head; slowcoach; stick-in-the-mud; trifler; waffler
kletskous blabber; blabbermouth; cackle-hen; chatterbox; chattering fool; dawdler; driveller; ginger-snap; gossip; milksop; rattle; scald-head; slowcoach; stick-in-the-mud; trifler; twaddler; waffler
kletsmajoor blabber; blabbermouth; chatterbox; chattering fool; dawdler; driveller; ginger-snap; gossip; milksop; rattle; scald-head; slowcoach; stick-in-the-mud; trifler; waffler
kletstante cackle-hen; chatterbox; chattering fool; rattle; twaddler; waffler
kwebbel blabber; blabbermouth; chatterbox; chattering fool; dawdler; driveller; ginger-snap; gossip; milksop; rattle; scald-head; slowcoach; stick-in-the-mud; trifler; waffler
leuteraar blabber; blabbermouth; chatterbox; chattering fool; dawdler; driveller; ginger-snap; gossip; milksop; rattle; scald-head; slowcoach; stick-in-the-mud; trifler; waffler
leuteraarster cackle-hen; chatterbox; chattering fool; rattle; twaddler; waffler
leuterkous cackle-hen; chatterbox; chattering fool; rattle; twaddler; waffler gasbag; gossip; twaddler; windbag
rammelaar rattle; toy buck; stag
ratel rattle
zwammer blabber; blabbermouth; chatterbox; chattering fool; dawdler; driveller; ginger-snap; gossip; milksop; rattle; scald-head; slowcoach; stick-in-the-mud; trifler; waffler
zwetser blabber; blabbermouth; chatterbox; chattering fool; dawdler; driveller; ginger-snap; gossip; milksop; rattle; scald-head; slowcoach; stick-in-the-mud; trifler; waffler
- rale; rattling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babbelen blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell chatter; jabber away
daveren rattle; rumble; thunder bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell
denderen rattle; rumble; thunder
dreunen rattle; rumble; thunder
kakelen blab; chat; chatter; chirp; gabble; have a conversation; narrate; quack; rattle; relate; speak; talk; tell
klappen blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell applaud; burst; clap; explode; snap
klepperen flutter; rattle; ruckle
kletsen blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell chat; chatter; have a good long talk; jabber away; rave; talk nonsense
kwaken chatter; chirp; gabble; quack; rattle croak; quack
kwebbelen blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell chatter; jabber away
kwekken blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell chat; converse; croak; quack; talk
kwetteren blab; chat; chatter; chirp; gabble; have a conversation; narrate; quack; rattle; relate; speak; talk; tell chirp; croak; quack
piepen beep; chirp; rattle; squeak; tweet; twitter
praten blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell chat; communicate; converse; discuss; have a conversation; speak; talk
snateren blab; chat; chatter; chirp; gabble; have a conversation; narrate; quack; rattle; relate; speak; talk; tell croak; quack
spreken blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell communicate; converse; discuss; have a conversation; speak; talk
wauwelen blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell jabber
zwammen blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell babble; blab; chat; chatter; drivel; gab; have a chat; jabber; jaw; prattle; prattle on; rot; talk crap; talk rot; talk rubbish; twaddle
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- clatter; patter

Verwante woorden van "rattle":


Synoniemen voor "rattle":


Verwante definities voor "rattle":

  1. loosely connected horny sections at the end of a rattlesnake's tail1
  2. a baby's toy that makes percussive noises when shaken1
  3. a rapid series of short loud sounds (as might be heard with a stethoscope in some types of respiratory disorders)1
    • the death rattle1
  4. shake and cause to make a rattling noise1
  5. make short successive sounds1

Wiktionary: rattle

rattle
noun
  1. a baby's toy
Cross Translation:
FromToVia
• rattle → ratelaar ↔ Klappertopf — Botanik: Vertreter der Pflanzengattung Rhinanthus, Halbschmarotzer aus der Familie der Sommerwurzgewächse
• rattle → klakken; klappen; kletteren ↔ claquer — Faire un certain bruit aigu et éclatant.
• rattle → ratel ↔ crécelle — Jouet de bébé (1)
• rattle → kankeren; mopperen; morren; sputteren ↔ râler — Faire en respirer un bruit rauque causé par l’embarras des bronches. Il se dit particulièrement des agonisants.
• rattle → beven; bibberen; huiveren; rillen; trillen ↔ trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général)







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0773 seconde
Page rendered in 1.0 seconds