Rancor in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

rancor:
- beschuldigen; iemand iets verwijten; blameren; kwalijk nemen; nadragen; voor de voeten gooien; iemand iets aanrekenen; laken; aanwrijven
- rancune; haatdragendheid; onverzoenlijkheid; vijandschap; vete
Wiktionary:
- rancor → rancune, wrok
- rancor → haatdragendheid, wraakgierigheid, wraakzucht, rancune, wrok

Engels

Uitgebreide vertaling voor rancor (Engels) in het Nederlands

rancor:

rancor werkwoord, Amerikaans

rancor (bear a grudge; blame; reprimand; discredit; reproach; harbour a grudge; rebuke; rancour; blame someone of; bear malice)
beschuldigen; iemand iets verwijten; blameren; kwalijk nemen; nadragen; voor de voeten gooien; iemand iets aanrekenen; laken; aanwrijven
- beschuldigen werkwoord (beschuldig, beschuldigt, beschuldigde, beschuldigden, beschuldigd)
- iemand iets verwijten werkwoord
- blameren werkwoord (blameer, blameert, blameerde, blameerden, geblameerd)
- kwalijk nemen werkwoord
- nadragen werkwoord (draag na, draagt na, droeg na, droegen na, nagedragen)
- voor de voeten gooien werkwoord
- iemand iets aanrekenen werkwoord
- laken werkwoord (laak, laakt, laakte, laakten, gelaakt)
- aanwrijven werkwoord

rancor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

the rancor (grudge; rancour; resentment; spite; pique; ill-will)
de rancune; de haatdragendheid
- rancune [de ~] zelfstandig naamwoord
- haatdragendheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the rancor (vindictiveness; rancour)
de onverzoenlijkheid
- onverzoenlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the rancor (feud; animosity; enmity; rancour)
de vijandschap; de vete
- vijandschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vete [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rancor:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beschuldigen		accusing
haatdragendheid	grudge; ill-will; pique; rancor; rancour; resentment; spite
kwalijk nemen		blame; reproach; reproof
laken		cloth; linen; sheet; table-cloth; table-cover; woollen fabric
onverzoenlijkheid	rancor; rancour; vindictiveness
rancune	grudge; ill-will; pique; rancor; rancour; resentment; spite
vete	animosity; enmity; feud; rancor; rancour	conflict; discord; dissension; disunity; division
vijandschap	animosity; enmity; feud; rancor; rancour	animosity; enmity; feud
-	bitterness; gall; rancour; resentment
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanwrijven	bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach	accuse; blame; discredit; hold against; hold it against s.o.; rebuke; remove; reprimand; reproach; resent
beschuldigen	bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach	accuse; blame; charge; charge with; denounce; discredit; hold against; imputate; incriminate; insinuate; rebuke; reprimand; reproach
blameren	bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach	accuse; blame; bring shame on; discredit; disgrace; hold against; rebuke; reprimand; reproach
iemand iets aanrekenen	bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach
iemand iets verwijten	bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach	blame; hold it against s.o.; rebuke; remove; reprimand; reproach; resent
kwalijk nemen	bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach	blame; hold it against s.o.; rebuke; remove; reprimand; reproach; resent
laken	bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach	accuse; blame; discredit; hold against; rebuke; reprimand; reproach
nadragen	bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach	accuse; blame; discredit; hold against; rebuke; reprimand; reproach
voor de voeten gooien	bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach	accuse; blame; discredit; hold against; rebuke; reprimand; reproach
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	rancour; spitefulness

Synoniemen voor "rancor":

resentment; bitterness; gall; rancour; hostility; enmity; ill will

Verwante definities voor "rancor":

a feeling of deep and bitter anger and ill-will¹

Wiktionary: rancor

rancor

noun

the deepest malignity or spite
- rancor → rancune; wrok

Cross Translation:

From	To	Via
• rancor	→ haatdragendheid; wraakgierigheid; wraakzucht; rancune; wrok	↔ rancune — Ressentiment tenace, sentiment profond de mal-être, ...

Remove Ads

Vertaal rancor van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rancor (Engels) in het Nederlands

rancor:

rancor werkwoord, Amerikaans

rancor (bear a grudge; blame; reprimand; discredit; reproach; harbour a grudge; rebuke; rancour; blame someone of; bear malice)

rancor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

the rancor (grudge; rancour; resentment; spite; pique; ill-will)

the rancor (vindictiveness; rancour)

the rancor (feud; animosity; enmity; rancour)

Vertaal Matrix voor rancor:

Synoniemen voor "rancor":

Verwante definities voor "rancor":

Wiktionary: rancor