Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- quicken:
-
quick:
- snel; vlot; vlug; rap; plotseling; opeens; ineens; onverwacht; abrupt; plotsklaps; plots; onverhoeds; onverwachts; eensklaps; bruusk; schielijk; alert; wakker; oplettend; uitgeslapen; lichtvoetig; snelvoetig; gewiekst; gevat; gehaaid; snedig
- gauw; gezwind; direct
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor quicken (Engels) in het Nederlands
quicken:
-
to quicken (accelerate; speed up; hasten)
Conjugations for quicken:
present
- quicken
- quicken
- quickens
- quicken
- quicken
- quicken
simple past
- quickened
- quickened
- quickened
- quickened
- quickened
- quickened
present perfect
- have quickened
- have quickened
- has quickened
- have quickened
- have quickened
- have quickened
past continuous
- was quickening
- were quickening
- was quickening
- were quickening
- were quickening
- were quickening
future
- shall quicken
- will quicken
- will quicken
- shall quicken
- will quicken
- will quicken
continuous present
- am quickening
- are quickening
- is quickening
- are quickening
- are quickening
- are quickening
subjunctive
- be quickened
- be quickened
- be quickened
- be quickened
- be quickened
- be quickened
diverse
- quicken!
- let's quicken!
- quickened
- quickening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor quicken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accelereren | acceleration | |
versnellen | acceleration | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accelereren | accelerate; hasten; quicken; speed up | accelerate |
bespoedigen | accelerate; hasten; quicken; speed up | |
verhaasten | accelerate; hasten; quicken; speed up | |
versnellen | accelerate; hasten; quicken; speed up | |
- | accelerate; animate; invigorate; reanimate; recreate; renovate; repair; revive; revivify; speed; speed up; vivify; whet |
Verwante woorden van "quicken":
Synoniemen voor "quicken":
Antoniemen van "quicken":
Verwante definities voor "quicken":
quick:
-
quick (fast; rapid; swift; agile; dexterous; speedy; brisk; nimble; adroit; skilful; fledged; neat; clever; handy; expert; skillful)
-
quick (suddenly; unexpectedly; all of a sudden; at once; abrupt; sudden; all at once; brusque; out of the blue; blunt; swift; rapid; speedy; fast)
plotseling; opeens; ineens; onverwacht; abrupt; plotsklaps; plots; onverhoeds; onverwachts; eensklaps-
plotseling bijvoeglijk naamwoord
-
opeens bijwoord
-
ineens bijwoord
-
onverwacht bijvoeglijk naamwoord
-
abrupt bijvoeglijk naamwoord
-
plotsklaps bijwoord
-
plots bijvoeglijk naamwoord
-
onverhoeds bijvoeglijk naamwoord
-
onverwachts bijvoeglijk naamwoord
-
eensklaps bijwoord
-
-
quick (suddenly; unexpectedly; abruptly; all of a sudden; sudden; swiftly)
plotseling; abrupt; opeens; plots; bruusk; schielijk; eensklaps; plotsklaps-
plotseling bijvoeglijk naamwoord
-
abrupt bijvoeglijk naamwoord
-
opeens bijwoord
-
plots bijvoeglijk naamwoord
-
bruusk bijvoeglijk naamwoord
-
schielijk bijvoeglijk naamwoord
-
eensklaps bijwoord
-
plotsklaps bijwoord
-
-
quick (alert; agile; brisk; rapid; smart)
alert; wakker; oplettend; uitgeslapen-
alert bijvoeglijk naamwoord
-
wakker bijvoeglijk naamwoord
-
oplettend bijvoeglijk naamwoord
-
uitgeslapen bijvoeglijk naamwoord
-
-
quick (fleet of foot; light-footed; nimble)
-
quick (sharp; nimble; clever; smart)
gewiekst; uitgeslapen; gevat; gehaaid; snedig-
gewiekst bijvoeglijk naamwoord
-
uitgeslapen bijvoeglijk naamwoord
-
gevat bijvoeglijk naamwoord
-
gehaaid bijvoeglijk naamwoord
-
snedig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor quick:
Verwante woorden van "quick":
Synoniemen voor "quick":
Verwante definities voor "quick":
Wiktionary: quick
quick
Cross Translation:
adjective
quick
-
moving with speed
-
occurring in a short time
-
sensitive flesh
- quick → levend vlees
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• quick | → rap; gauw | ↔ rasch — sich schnell bewegend |
• quick | → snel | ↔ schnell — sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend |
• quick | → snel | ↔ zügig — mit großer Geschwindigkeit und ohne Unterbrechung |
• quick | → gauw; gezwind; haastig; snel; spoedig; vlug | ↔ rapide — Qui se meut avec vitesse |