Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- push:
-
Wiktionary:
- push → duwen, aandrukken, aanduwen, stoten
- push → duw
- push → duwen, uiteen duwen, douwen, dringen, stoten, aanduwen, drijven, aandrijven, opjagen, voortdrijven, propageren, voortplanten, uitdragen, verspreiden, propaganda
Engels
Uitgebreide vertaling voor pusher (Engels) in het Nederlands
pusher:
Vertaal Matrix voor pusher:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | baby buggy; baby carriage; carriage; drug dealer; drug peddler; drug trafficker; go-cart; peddler; perambulator; pram; pushchair; shover; stroller; thruster; zori | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | careerist; climber; thruster |
Synoniemen voor "pusher":
Verwante definities voor "pusher":
pusher vorm van push:
-
to push (shove)
– make strenuous pushing movements during birth to expel the baby 1 -
to push
-
to push (promote; advance; help)
-
to push (sell; handle; deal in; hawk; peddle)
-
to push (move)
verschuiven; voor zich uitschuiven; schuivend verplaatsen-
voor zich uitschuiven werkwoord
-
schuivend verplaatsen werkwoord
-
to push (give a push; push on)
-
to push (thump; punch)
Conjugations for push:
present
- push
- push
- pushes
- push
- push
- push
simple past
- pushed
- pushed
- pushed
- pushed
- pushed
- pushed
present perfect
- have pushed
- have pushed
- has pushed
- have pushed
- have pushed
- have pushed
past continuous
- was pushing
- were pushing
- was pushing
- were pushing
- were pushing
- were pushing
future
- shall push
- will push
- will push
- shall push
- will push
- will push
continuous present
- am pushing
- are pushing
- is pushing
- are pushing
- are pushing
- are pushing
subjunctive
- be pushed
- be pushed
- be pushed
- be pushed
- be pushed
- be pushed
diverse
- push!
- let's push!
- pushed
- pushing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor push:
Verwante woorden van "push":
Synoniemen voor "push":
Antoniemen van "push":
Verwante definities voor "push":
Wiktionary: push
push
Cross Translation:
verb
push
-
transitive: apply a force to (an object) so that it moves away
- push → duwen
-
short, directed application of force; act of pushing
- push → duw
verb
-
vaster drukken
- aandrukken → press; push
-
vaster duwen
-
door druk uit te oefenen doen voortbewegen
-
met een korte snelle beweging (weg)duwen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• push | → duwen | ↔ schieben — einen Gegenstand durch mechanischen Druck bewegen |
• push | → uiteen duwen | ↔ schubsen — leicht anstoßen |
• push | → douwen; dringen; duwen; stoten; aanduwen; drijven; aandrijven; opjagen; voortdrijven | ↔ pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place. |
• push | → propageren; voortplanten; uitdragen; verspreiden; propaganda | ↔ propager — multiplier par voie de génération, de reproduction. |