Engels

Uitgebreide vertaling voor punches (Engels) in het Nederlands

punches:

punches [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the punches
    de drevels; de stempels
    • drevels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • stempels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. the punches (misfortunes; blows; disasters)
    de tegenslagen
  3. the punches (clips; belts; clouts; wallops)
    de oplawaaien; de opdoffers; de opdonders; de opduvels

Vertaal Matrix voor punches:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drevels punches
opdoffers belts; clips; clouts; punches; wallops
opdonders belts; clips; clouts; punches; wallops blows with the fist; physical violence; punch; smacks
opduvels belts; clips; clouts; punches; wallops
oplawaaien belts; clips; clouts; punches; wallops
stempels punches
tegenslagen blows; disasters; misfortunes; punches

Verwante woorden van "punches":


punch:

to punch werkwoord (punches, punched, punching)

  1. to punch (die-cut)
    stansen; ponsen; doorponsen
    • stansen werkwoord (stans, stanst, stanste, stansten, gestanst)
    • ponsen werkwoord (pons, ponst, ponste, ponsten, geponst)
    • doorponsen werkwoord (doorpons, doorponst, doorponste, doorponsten, doorgeponst)
  2. to punch (thump; push)
    rammen; stompen; hengsten
    • rammen werkwoord (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
    • stompen werkwoord (stomp, stompt, stompte, stompten, gestompt)
    • hengsten werkwoord (hengst, hengstte, hengstten, gehengst)
  3. to punch (belt; clip)
    een opdonder verkopen
    • een opdonder verkopen werkwoord (verkoop een opdonder, verkoopt een opdonder, verkocht een opdonder, verkochten een opdonder, een opdonder verkopend)

Conjugations for punch:

present
  1. punch
  2. punch
  3. punches
  4. punch
  5. punch
  6. punch
simple past
  1. punched
  2. punched
  3. punched
  4. punched
  5. punched
  6. punched
present perfect
  1. have punched
  2. have punched
  3. has punched
  4. have punched
  5. have punched
  6. have punched
past continuous
  1. was punching
  2. were punching
  3. was punching
  4. were punching
  5. were punching
  6. were punching
future
  1. shall punch
  2. will punch
  3. will punch
  4. shall punch
  5. will punch
  6. will punch
continuous present
  1. am punching
  2. are punching
  3. is punching
  4. are punching
  5. are punching
  6. are punching
subjunctive
  1. be punched
  2. be punched
  3. be punched
  4. be punched
  5. be punched
  6. be punched
diverse
  1. punch!
  2. let's punch!
  3. punched
  4. punching
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

punch [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the punch
    de slag; de vuistslag; de opdonder; de dreun; de uithaal
    • slag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vuistslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opdonder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dreun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uithaal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the punch
    de pons
    • pons [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the punch
    de ram; harde klap
  4. the punch
    de opdoffer
    • opdoffer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the punch (nudge; whopper; wallop; )
    – (boxing) a blow with the fist 1
    de opdonder; de muilpeer; de mep; de stoot; de klap; de hengst; de peut; de oplawaai; de opduvel; de lel
    • opdonder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • muilpeer [de ~] zelfstandig naamwoord
    • mep [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hengst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • peut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • oplawaai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opduvel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lel [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. the punch (nudge; push; shove; )
    de stoot; de zet; de por; het duwtje; de duw; het stootje
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • por [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • duwtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stootje [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. the punch (blows with the fist; smacks; physical violence)
    de handtastelijkheden; de vuistslagen; de klappen; de opdonders
  8. the punch (wallop; clout; smack; slap)
    – (boxing) a blow with the fist 1
    de peut; de klap; de stoot; de opstopper
    • peut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opstopper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor punch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dreun punch bang; blast; blow; boom; bump; crash; slap; smack; thud; thump
duw blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
duwtje blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
handtastelijkheden blows with the fist; physical violence; punch; smacks
hengst blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper horse; stallion
klap blow; clout; jab; nudge; punch; slap; smack; wallop; whopper babble; backbiting; bang; blah; blast; blow; boom; bump; bunkum; clanging; claptrap; crash; defamation; gossip; jaw; knock; mudslinging; prattle; scandal; scandal-mongering; slander; slap; slipslop; smack; talk; talkee-talkee; talking; talks; thud; thump; tittle-tattle; tolling; vilification; wishwash
klappen blows with the fist; physical violence; punch; smacks acclaim; applause; cheer; cracks; ovation
lel blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper blow; knock; lobe; seed leaf; slap; smack
mep blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper blow; box on the ear; knock; slap; smack
muilpeer blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper box on the ear; punch on the jaw; slap in the face
opdoffer punch
opdonder blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
opdonders blows with the fist; physical violence; punch; smacks belts; clips; clouts; punches; wallops
opduvel blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
oplawaai blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
opstopper clout; punch; slap; smack; wallop
peut blow; clout; jab; nudge; punch; slap; smack; wallop; whopper turps; white spirit
pons punch
por blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
ram punch Aries; ram
slag punch battle; blow; category; class; comedown; disappointment; genre; kind; letdown; mishap; position; social class; social group; social position; sort; species; style; type; war
stompen arm stumps; bumping; leg stumps; punching; stumps; thumping
stoot blow; buffer; bump; bumper; clout; jab; nudge; punch; push; shove; slap; smack; thrust; wallop; whopper shake
stootje blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
uithaal punch
vuistslag punch
vuistslagen blows with the fist; physical violence; punch; smacks
zet blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust chess move; move; move at chess
- biff; clout; lick; poke; puncher; slug
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorponsen die-cut; punch
een opdonder verkopen belt; clip; punch
hengsten punch; push; thump bang; hammer; hit; plod at; slap; smack
klappen applaud; blab; burst; chat; chatter; clap; explode; have a conversation; narrate; rattle; relate; snap; speak; talk; tell
ponsen die-cut; punch
rammen punch; push; thump bang; hammer; pound; thump
stansen die-cut; punch
stompen punch; push; thump
- perforate; plug
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
harde klap punch
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- perforate

Verwante woorden van "punch":


Synoniemen voor "punch":


Verwante definities voor "punch":

  1. (boxing) a blow with the fist1
    • He landed a hard punch to the gut.2
  2. a tool for making holes or indentations1
  3. an iced mixed drink usually containing alcohol and prepared for multiple servings; normally served in a punch bowl1
  4. deliver a quick blow to1
    • he punched me in the stomach1
  5. make a hole into or between, as for ease of separation1
  6. drive forcibly as if by a punch1
    • the nail punched through the wall1

Wiktionary: punch

punch
noun
  1. beverage
punch
noun
  1. gereedschap|nld een stalen pen met holle punt die gebruikt wordt om draadnagels (spijkers) iets in het hout te verzinken
verb
  1. gaten in iets (vaak papier of metaal) maken door middel van een pons

Cross Translation:
FromToVia
punch punch Bowlekaltes, alkoholisches Mischgetränk auf Weißweinbasis, häufig mit Fruchtstücken
punch perforator Locher — ein Gerät, mit dem Loch mit festem Abstand in Papier stanzen werden
punch vuistslag; stomp coup de poing — Frappe du poing
punch doorzeven; knippen; ponsen; doorboren; boren percer — Traverser en faisant un trou, une ouverture. (Sens général).
punch priem; els poinçon — Outil pour percer
punch stempel poinçon — Outil pour frapper les coins
punch pons poinçon — Outil pour marquer les ouvrages d’or ou d'argent