Promising in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

promising:
- veelbelovend; hoopvol; hoopgevend
promise:
- beloven; toezeggen
- toezegging; belofte; gelofte
Wiktionary:
- promising → hoopgevend, veelbelovend
- promise → belofte, toezegging
- promise → beloven, toezeggen
- promise → belofte, toezegging, uitloving, beloven, toezeggen, uitloven, verzeggen
Gebruikers suggesties voor promising:
- beloftevol

Engels

Uitgebreide vertaling voor promising (Engels) in het Nederlands

promising:

promising bijvoeglijk naamwoord

promising (hopeful)
veelbelovend; hoopvol; hoopgevend
- veelbelovend bijvoeglijk naamwoord
- hoopvol bijvoeglijk naamwoord
- hoopgevend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor promising:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hoopgevend	hopeful; promising
hoopvol	hopeful; promising
veelbelovend	hopeful; promising
-	bright; hopeful
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	full of promise; hopeful

Verwante woorden van "promising":

promisingly, promise

Synoniemen voor "promising":

likely
bright; auspicious

Verwante definities voor "promising":

full or promise¹
- the scandal threatened an abrupt end to a promising political career¹
showing possibility of achievement or excellence¹
- a promising young man¹

Wiktionary: promising

promising

adjective

showing promise, and likely to develop in a desirable fashion
- promising → hoopgevend; veelbelovend

promising vorm van promise:

to promise werkwoord (promises, promised, promising)

to promise (vow; offer; bid fair)
beloven; toezeggen
- beloven werkwoord (beloof, belooft, beloofde, beloofden, beloofd)
- toezeggen werkwoord (zeg toe, zegt toe, zegde toe, zegden toe, toegezegd)

Conjugations for promise:

present

promise
promise
promises
promise
promise
promise

simple past

promised
promised
promised
promised
promised
promised

present perfect

have promised
have promised
has promised
have promised
have promised
have promised

past continuous

was promising
were promising
was promising
were promising
were promising
were promising

future

shall promise
will promise
will promise
shall promise
will promise
will promise

continuous present

am promising
are promising
is promising
are promising
are promising
are promising

subjunctive

be promised
be promised
be promised
be promised
be promised
be promised

diverse

promise!
let's promise!
promised
promising

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

promise [the ~] zelfstandig naamwoord

the promise (commitment; engagement; obligation; vow; pledge; undertaking; oath)
de toezegging; de belofte; de gelofte
- toezegging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- belofte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gelofte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor promise:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
belofte	commitment; engagement; oath; obligation; pledge; promise; undertaking; vow
gelofte	commitment; engagement; oath; obligation; pledge; promise; undertaking; vow
toezegging	commitment; engagement; oath; obligation; pledge; promise; undertaking; vow
-	hope
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beloven	bid fair; offer; promise; vow
toezeggen	bid fair; offer; promise; vow
-	anticipate; assure; call; forebode; foretell; predict; prognosticate
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	pledge

Verwante woorden van "promise":

promising, promised, promises

Synoniemen voor "promise":

speech act; commitment; dedication
hope; expectation; outlook; prospect
assure; declare
predict; foretell; prognosticate; call; forebode; anticipate; guess; venture; pretend; hazard
be

Verwante definities voor "promise":

grounds for feeling hopeful about the future¹
- there is little or no promise that he will recover¹
a verbal commitment by one person to another agreeing to do (or not to do) something in the future¹
make a promise or commitment¹
promise to undertake or give¹
- I promise you my best effort¹
make a prediction about; tell in advance¹
give grounds for expectations¹
- The new results were promising¹
- The results promised fame and glory¹

Wiktionary: promise

promise

noun

vow
- promise → belofte
-
- promise → toezegging

verb

to commit to something or action
- promise → beloven

promise

noun

een ondelinge of schriftelijke verklaring waarin men iets belooft
- belofte → promise

verb

toezeggen dat iets gedaan zal worden
- beloven → promise
beloven
- toezeggen → promise

Cross Translation:

From	To	Via
• promise	→ belofte; toezegging; uitloving	↔ promesse — propre\|fr action de promettre ; ou résultat de cette action.
• promise	→ beloven; toezeggen; uitloven; verzeggen	↔ promettre — S’engager verbalement ou par écrit à quelque chose.

User Translations:

Word	Translation	Votes
promising	beloftevol	4

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal promising van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor promising (Engels) in het Nederlands

promising:

promising bijvoeglijk naamwoord

promising (hopeful)

Vertaal Matrix voor promising:

Verwante woorden van "promising":

Synoniemen voor "promising":

Verwante definities voor "promising":

Wiktionary: promising

promising vorm van promise:

to promise werkwoord (promises, promised, promising)

to promise (vow; offer; bid fair)

Conjugations for promise:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

promise [the ~] zelfstandig naamwoord

the promise (commitment; engagement; obligation; vow; pledge; undertaking; oath)

Vertaal Matrix voor promise:

Verwante woorden van "promise":

Synoniemen voor "promise":

Verwante definities voor "promise":

Wiktionary: promise