Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- practised:
-
practise:
- oefenen; repeteren; uitoefenen; beoefenen; gebruiken; hanteren; gebruik maken van; bezigen; toepassen; aanwenden; benutten; aangrijpen; sport uitoefenen; praktiseren; trainen; harden; coachen; bekwamen; leren; instuderen; herhalen; ontwikkelen
- uitoefening; dokteren; oplappen; ervaring; praktijk; routine; toepassing; gebruik; aanwending; aanwenden; oefening; vaardigheidsoefening; werkervaring
-
Wiktionary:
- practise → beoefenen, betrachten, in de praktijk brengen, uitoefenen, aanwenden, doorvoeren, in toepassing brengen, toepassen
Engels
Uitgebreide vertaling voor practised (Engels) in het Nederlands
practised:
-
practised (schooled; educated; skilled; practiced)
geschoold; geleerd; onderwezen-
geschoold bijvoeglijk naamwoord
-
geleerd bijvoeglijk naamwoord
-
onderwezen bijvoeglijk naamwoord
-
-
practised (indefatigable; zealous; tireless; diligent; assiduous; ardent; industrious; practiced)
onvermoeibaar; bedreven; noest-
onvermoeibaar bijvoeglijk naamwoord
-
bedreven bijvoeglijk naamwoord
-
noest bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor practised:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bedreven | ardent; assiduous; diligent; indefatigable; industrious; practiced; practised; tireless; zealous | able; adroit; capable; proficient; skilful; skilled; skillful; trained |
geleerd | educated; practiced; practised; schooled; skilled | clever; educated; erudite; intelligent; smart |
geschoold | educated; practiced; practised; schooled; skilled | |
noest | ardent; assiduous; diligent; indefatigable; industrious; practiced; practised; tireless; zealous | diligent; hard working; industrious; laborious |
onvermoeibaar | ardent; assiduous; diligent; indefatigable; industrious; practiced; practised; tireless; zealous | indefatigable; untiring; unwearying |
- | adept; expert; good; practiced; proficient; skilful; skillful | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | experienced; practiced; skilled | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
onderwezen | educated; practiced; practised; schooled; skilled |
Synoniemen voor "practised":
Verwante definities voor "practised":
practise:
-
to practise (rehearse; exercise; train; practice)
-
to practise (practice)
-
to practise (use; utilize; make use of; employ; handle; take; practice; utilise)
gebruiken; hanteren; gebruik maken van; bezigen-
gebruik maken van werkwoord (maak gebruik van, maakt gebruik van, maakte gebruik van, maakten gebruik van, gebruik gemaakt van)
-
to practise (utilize; apply; implement; use; employ; make use of; engage; enforce; adopt; avail oneself of; administer; take; practice; utilise)
-
to practise (exercise; practice)
-
to practise (train; lead up; tutor; practice)
-
to practise (study; learn; practice)
-
to practise (rehearse; resume; repeat; redo; practice)
-
to practise (practice; exercise; train; tutor)
Conjugations for practise:
present
- practise
- practise
- practises
- practise
- practise
- practise
simple past
- practised
- practised
- practised
- practised
- practised
- practised
present perfect
- have practised
- have practised
- has practised
- have practised
- have practised
- have practised
past continuous
- was practising
- were practising
- was practising
- were practising
- were practising
- were practising
future
- shall practise
- will practise
- will practise
- shall practise
- will practise
- will practise
continuous present
- am practising
- are practising
- is practising
- are practising
- are practising
- are practising
subjunctive
- be practised
- be practised
- be practised
- be practised
- be practised
- be practised
diverse
- practise!
- let's practise!
- practised
- practising
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the practise (performance; practice)
de uitoefening -
the practise (doctoring; practice; tinker at)
-
the practise (routine; practice; experience; skill)
-
the practise (application; utilization; implementation; infliction; use; practice; adoption; administration; utilisation)
-
the practise (exercise; practice; training; drill)
-
the practise (work experience; practice)
de werkervaring
Vertaal Matrix voor practise:
Synoniemen voor "practise":
Verwante definities voor "practise":
Wiktionary: practise
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• practise | → beoefenen; betrachten; in de praktijk brengen; uitoefenen; aanwenden; doorvoeren; in toepassing brengen; toepassen | ↔ pratiquer — Traductions à trier suivant le sens. |