Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- pose:
-
Wiktionary:
- pose → poseren
- pose → aanstellerij
- pose → beleggen, houden, teweegbrengen, uitschrijven, aandoen, aanrichten, stichten, veroorzaken, determineren, nauwkeurig bepalen, belezen, bewegen, doen besluiten, overhalen, fingeren, zich aanstellen
Engels
Uitgebreide vertaling voor posed (Engels) in het Nederlands
posed:
Antoniemen van "posed":
Verwante definities voor "posed":
posed vorm van pose:
-
the pose (modelling; modeling)
-
the pose (swank; affectation; put on)
-
to pose (figure)
Conjugations for pose:
present
- pose
- pose
- poses
- pose
- pose
- pose
simple past
- posed
- posed
- posed
- posed
- posed
- posed
present perfect
- have posed
- have posed
- has posed
- have posed
- have posed
- have posed
past continuous
- was posing
- were posing
- was posing
- were posing
- were posing
- were posing
future
- shall pose
- will pose
- will pose
- shall pose
- will pose
- will pose
continuous present
- am posing
- are posing
- is posing
- are posing
- are posing
- are posing
subjunctive
- be posed
- be posed
- be posed
- be posed
- be posed
- be posed
diverse
- pose!
- let's pose!
- posed
- posing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor pose:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanstellerij | affectation; pose; put on; swank | |
modelzitten | modeling; modelling; pose | |
poseren | modeling; modelling; pose | |
toneel | affectation; pose; put on; swank | dais; stage |
- | affectation; affectedness; airs; mannerism | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
figureren | figure; pose | |
- | baffle; beat; bewilder; get; impersonate; lay; model; mystify; perplex; personate; place; position; posture; present; put; puzzle; set; sit; stick; vex |
Verwante woorden van "pose":
Synoniemen voor "pose":
Verwante definities voor "pose":
Wiktionary: pose
pose
Cross Translation:
verb
pose
-
assume or maintain a pose
- pose → poseren
noun
-
het zich aanstellen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pose | → beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; aandoen; aanrichten; stichten; veroorzaken | ↔ causer — être cause de ; occasionner, provoquer. |
• pose | → aandoen; aanrichten; stichten; teweegbrengen; veroorzaken; determineren; nauwkeurig bepalen; belezen; bewegen; doen besluiten; overhalen | ↔ déterminer — fixer les limites de, délimiter précisément. |
• pose | → fingeren; zich aanstellen | ↔ feindre — présenter une chose comme réelle en lui donner une fausse apparence. |
• pose | → zich aanstellen | ↔ minauder — Faire certaines mines, affecter certaines manières pour plaire et paraître plus agréable. |