Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. plus:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor plus (Engels) in het Nederlands

plus:

plus bijvoeglijk naamwoord

  1. plus (in addition to; above)
    daarbovenop; plus

plus [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the plus (plus sign; and)
    en; het plusteken
    • en [znw.] zelfstandig naamwoord
    • plusteken [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the plus (asset)
    – a useful or valuable quality 1
    het pluspunt
    • pluspunt [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor plus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
en and; plus; plus sign
pluspunt asset; plus plus point
plusteken and; plus; plus sign PLUS SIGN; addition operator; plus sign; positive sign
- addition; summation
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- positive
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
daarbovenop above; in addition to; plus
plus above; in addition to; plus
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
plus 'n; and
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
en 'n; and

Verwante woorden van "plus":

  • pluses

Synoniemen voor "plus":


Antoniemen van "plus":


Verwante definities voor "plus":

  1. involving advantage or good1
    • a plus (or positive) factor1
  2. on the positive side or higher end of a scale1
    • a plus value1
    • temperature of plus 5 degrees1
    • a grade of C plus1
  3. the arithmetic operation of summing; calculating the sum of two or more numbers1
    • four plus three equals seven1
  4. a useful or valuable quality1

Wiktionary: plus

plus
en-con
  1. arithmetic: sum
  2. in addition to
noun
  1. positive quantity
  2. useful addition
adjective
  1. being positive rather than negative or zero
  2. positive, involving advantage
  3. physics: electrically positive
plus
conjunction
  1. en, daarbij

Verwante vertalingen van plus