Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- plasterer:
- plaster:
-
Wiktionary:
- plasterer → stukadoor
- plaster → pleister, pleisterkalk, stuc
- plaster → pleisteren
- plaster → gips, pleister, accepteren, aannemen, ontvangen, kleden, aankleden, omkleden, staan, bekleden, overtrekken, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, pleisteren, bepleisteren, stukadoren, kalk, pleisterkalk, stuc
Engels
Uitgebreide vertaling voor plasterer (Engels) in het Nederlands
plasterer:
-
the plasterer (stucco-worker)
Vertaal Matrix voor plasterer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
stucwerker | plasterer; stucco-worker | |
stukadoor | plasterer; stucco-worker |
Verwante woorden van "plasterer":
Synoniemen voor "plasterer":
Verwante definities voor "plasterer":
plasterer vorm van plaster:
-
the plaster (adhesive plaster; elastoplast; sticking plaster)
-
the plaster (stucco)
-
the plaster (broken stones; mortar; rubble; stone-chippings; stone-dust; stuff; chalk; slaked lime; quick lime; matter; lime; calcium)
de macadam; de mortel; het puin; de metselspecie; het steenslag; het gruis; het split; het steengruis; de bik -
the plaster
-
to plaster
stukadoren-
stukadoren werkwoord
-
-
to plaster (blot; smear; daub)
-
to plaster (stucco; parget)
Conjugations for plaster:
present
- plaster
- plaster
- plasters
- plaster
- plaster
- plaster
simple past
- plastered
- plastered
- plastered
- plastered
- plastered
- plastered
present perfect
- have plastered
- have plastered
- has plastered
- have plastered
- have plastered
- have plastered
past continuous
- was plastering
- were plastering
- was plastering
- were plastering
- were plastering
- were plastering
future
- shall plaster
- will plaster
- will plaster
- shall plaster
- will plaster
- will plaster
continuous present
- am plastering
- are plastering
- is plastering
- are plastering
- are plastering
- are plastering
subjunctive
- be plastered
- be plastered
- be plastered
- be plastered
- be plastered
- be plastered
diverse
- plaster!
- let's plaster!
- plastered
- plastering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor plaster:
Verwante woorden van "plaster":
Synoniemen voor "plaster":
Verwante definities voor "plaster":
Wiktionary: plaster
plaster
Cross Translation:
noun
-
een dun voorwerp dat ter bescherming over een kleine wond geplakt kan worden
-
mengsel van gebrand gips, zand, kalk etc.
-
zand, kalk en gebrand gips of marmerpoeder
-
iets met kalkspecie of gips bestrijken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plaster | → gips; pleister | ↔ plâtre — (familier, fr) gypse qui se trouver par couches dans le sein de la terre. |
• plaster | → accepteren; aannemen; ontvangen; kleden; aankleden; omkleden; staan; bekleden; overtrekken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; pleisteren; bepleisteren; stukadoren | ↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin. |
• plaster | → pleister; kalk; pleisterkalk; stuc | ↔ stuc — archi|fr enduit à base de de marbre blanc pulvériser, mêler avec de la chaux et de la craie, dont on fait des ornements d’architecture et qu’on emploie aussi pour imiter le marbre. |