Engels

Uitgebreide vertaling voor performer (Engels) in het Nederlands

performer:

performer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the performer (actor; actress)
    de uitvoerder; de acteur; de speler; de actrice; de artiest; de tonelist; de toneelspeler; de vertoner
    • uitvoerder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • acteur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • speler [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • actrice [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • artiest [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tonelist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toneelspeler [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vertoner [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the performer (artist)
    de artieste
    • artieste [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. the performer (circus artist; entertainer)
    de artiest; de circusartiest
  4. the performer (singer; artist)
    de liedjeszanger

Vertaal Matrix voor performer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acteur actor; actress; performer
actrice actor; actress; performer
artiest actor; actress; circus artist; entertainer; performer artist
artieste artist; performer
circusartiest circus artist; entertainer; performer
liedjeszanger artist; performer; singer
speler actor; actress; performer dicer; gambler; player; speculator
toneelspeler actor; actress; performer
tonelist actor; actress; performer
uitvoerder actor; actress; performer subcontractor
vertoner actor; actress; performer
- performing artist

Verwante woorden van "performer":


Synoniemen voor "performer":


Verwante definities voor "performer":

  1. an entertainer who performs a dramatic or musical work for an audience1

Wiktionary: performer

performer
noun
  1. performer

performer vorm van perform:

to perform werkwoord (performs, performed, performing)

  1. to perform (act)
    performen; spelen; optreden
    • performen werkwoord
    • spelen werkwoord (speel, speelt, speelde, speelden, gespeeld)
    • optreden werkwoord (treed op, treedt op, trad op, traden op, opgetreden)
  2. to perform (act)
    acteren; toneelspelen
    • acteren werkwoord (acteer, acteert, acteerde, acteerden, geacteerd)
    • toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
  3. to perform (achieve something; achieve; succeed)
    presteren; een prestatie leveren
  4. to perform (pretend; play; play-act; )
    spelen; doen alsof; toneelspelen; zich aanstellen
    • spelen werkwoord (speel, speelt, speelde, speelden, gespeeld)
    • doen alsof werkwoord (doe alsof, doet alsof, deed alsof, deden alsof, alsof gedaan)
    • toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
    • zich aanstellen werkwoord
  5. to perform (fulfil; accomplish; fulfill)
    volvoeren
    • volvoeren werkwoord (volvoer, volvoert, volvoerde, volvoerden, volvoerd)
  6. to perform (present; put on stage)
    opgevoerd worden
    • opgevoerd worden werkwoord (word opgevoerd, wordt opgevoerd, werd opgevoerd, werden opgevoerd, opgevoerd geworden)

Conjugations for perform:

present
  1. perform
  2. perform
  3. performs
  4. perform
  5. perform
  6. perform
simple past
  1. performed
  2. performed
  3. performed
  4. performed
  5. performed
  6. performed
present perfect
  1. have performed
  2. have performed
  3. has performed
  4. have performed
  5. have performed
  6. have performed
past continuous
  1. was performing
  2. were performing
  3. was performing
  4. were performing
  5. were performing
  6. were performing
future
  1. shall perform
  2. will perform
  3. will perform
  4. shall perform
  5. will perform
  6. will perform
continuous present
  1. am performing
  2. are performing
  3. is performing
  4. are performing
  5. are performing
  6. are performing
subjunctive
  1. be performed
  2. be performed
  3. be performed
  4. be performed
  5. be performed
  6. be performed
diverse
  1. perform!
  2. let's perform!
  3. performed
  4. performing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

perform [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the perform (agitating; operate; work)
    ageren; handelen
    • ageren [znw.] zelfstandig naamwoord
    • handelen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor perform:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ageren agitating; operate; perform; work
handelen agitating; operate; perform; work
optreden bearing; behavior; behaviour; conduct; demeanor; demeanour; deportment; way of behaving
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acteren act; perform act a part; impersonate; play the role of; play-act
ageren act; agitate; deal; deal with
doen alsof act; dramatise; dramatize; perform; play; play-act; pretend
een prestatie leveren achieve; achieve something; perform; succeed
handelen accomplish; act; agitate; carry on a business; deal; deal with; do; operate; proceed; trade; work
opgevoerd worden perform; present; put on stage
optreden act; perform operate; proceed; work
performen act; perform
presteren achieve; achieve something; perform; succeed
spelen act; dramatise; dramatize; perform; play; play-act; pretend
toneelspelen act; dramatise; dramatize; perform; play; play-act; pretend act a part; impersonate; play the role of; play-act
volvoeren accomplish; fulfil; fulfill; perform
zich aanstellen act; dramatise; dramatize; perform; play; play-act; pretend act a part; play-act
- do; execute
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- accomplish; achieve

Verwante woorden van "perform":


Synoniemen voor "perform":


Verwante definities voor "perform":

  1. carry out or perform an action1
  2. give a performance (of something)1
    • Horowitz is performing at Carnegie Hall tonight1
    • We performed a popular Gilbert and Sullivan opera1
  3. perform a function1
    • Who will perform the wedding?1
  4. get (something) done1

Wiktionary: perform

perform
verb
  1. to do something
  2. to do something in front of an audience
perform
verb
  1. voor een publiek bepaalde handelingen verrichten, bijvoorbeeld in kunstzinnige zin

Cross Translation:
FromToVia
perform nakomen; naleven; uitvoeren; verrichten; vervullen; voltrekken accomplirachever entièrement.
perform klaren; volbrengen; voltooien confectionnerexécuter jusqu’à complet achèvement.
perform functioneren; het doen; in zijn werk gaan; werken fonctionneraccomplir sa fonction, en parlant d’un mécanisme, d’un organe, etc.
perform interpreteren; verklaren interpréter — désuet|fr traduire d’une langue en une autre.
perform indienen; presenteren; vertonen; voorstellen; aanbieden; spelen; te koop aanbieden; offeren; opofferen; cadeau geven; schenken offrirprésenter quelque chose à quelqu’un, souhaiter qu’il l’accepter.
perform lijken; overkomen; schijnen; toeschijnen; voorkomen; zich vertonen; zichtbaar worden; er uitzien; het uiterlijk hebben van; er uitzien als; opdagen; opdraven; te voorschijn komen; uitkomen; verschijnen paraîtreexposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester.
perform indienen; presenteren; vertonen; voorstellen; aanbieden; spelen présenter — Traductions à trier suivant le sens
perform vertegenwoordigen; staan voor; beschrijven; spelen; uitvoeren; voorspelen; betuigen; opperen; uitdrukken; uiten; uitspreken; verwoorden; zetten représenterprésenter de nouveau.
perform gaan staan; opstaan; opdagen; opdraven; te voorschijn komen; uitkomen; verschijnen surgir — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van performer