Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. patent:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor patently (Engels) in het Nederlands

patently:


Vertaal Matrix voor patently:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- apparently; evidently; manifestly; obviously; plain; plainly

Synoniemen voor "patently":


Verwante definities voor "patently":

  1. unmistakably (`plain' is often used informally for `plainly')1
    • it is all patently nonsense1

patent:

patent [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the patent
    het patent; het octrooi
    • patent [het ~] zelfstandig naamwoord
    • octrooi [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the patent
    het octrooi
    • octrooi [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor patent:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
octrooi patent
patent patent
- letters patent; patent of invention
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
patent consummate; excellent; first-rate; patented; perfect; superb; tiptop
- apparent; evident; manifest; plain; unmistakable

Verwante woorden van "patent":

  • patentable, patented, patents, patently

Synoniemen voor "patent":


Verwante definities voor "patent":

  1. clearly revealed to the mind or the senses or judgment1
    • patent advantages1
  2. (of a bodily tube or passageway) open; affording free passage1
    • patent ductus arteriosus1
  3. a document granting an inventor sole rights to an invention1
  4. an official document granting a right or privilege1
  5. make open to sight or notice1
    • His behavior has patented an embarrassing fact about him1
  6. obtain a patent for1
    • Should I patent this invention?1
  7. grant rights to; grant a patent for1

Wiktionary: patent

patent
noun
  1. declaration issued by a government to an inventor
patent
noun
  1. machtiging om een bepaalde tijd als enige, met uitsluiting van anderen, van een uitvinding te kunnen profiteren

Cross Translation:
FromToVia
patent evident; vanzelfsprekend; voor de hand liggend; duidelijk; kennelijk; klaarblijkelijk; uitgesproken; apert évident — Dont le sens s’impose naturellement à l’esprit, qui a le caractère de l’évidence.