Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal patched

Vertaal patched van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. patched:
  2. patch:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor patched (Engels) in het Nederlands

patched:

patched bijvoeglijk naamwoord

  1. patched
    opgelapt; versteld

Vertaal Matrix voor patched:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
versteld patched
- spotted; spotty
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opgelapt patched

Verwante woorden van "patched":


Synoniemen voor "patched":

  • old
  • spotty; spotted; black-and-white; patterned

Verwante definities voor "patched":

  1. mended usually clumsily by covering a hole with a patch1
    • patched jeans1
  2. having spots or patches (small areas of contrasting color or texture)1
    • a field patched with ice and snow1

patched vorm van patch:

to patch werkwoord (patches, patched, patching)

  1. to patch (glue; stick; stick together; glue together)
    plakken; aaneenplakken; klitten; vastlijmen
    • plakken werkwoord (plak, plakt, plakte, plakten, geplakt)
    • aaneenplakken werkwoord (plak aaneen, plakt aaneen, plakte aaneen, plakten aaneen, aaneengeplakt)
    • klitten werkwoord (klit, klitte, klitten, geklit)
    • vastlijmen werkwoord (lijm vast, lijmt vast, lijmde vast, lijmden vast, vastgelijmd)
  2. to patch (glue; stick; stick together; glue together)
    plakken; vastplakken; aan elkaar hangen; klitten; aaneenplakken; aan elkaar kleven; kleven
    • plakken werkwoord (plak, plakt, plakte, plakten, geplakt)
    • vastplakken werkwoord (plak vast, plakt vast, plakte vast, plakten vast, vastgeplakt)
    • aan elkaar hangen werkwoord
    • klitten werkwoord (klit, klitte, klitten, geklit)
    • aaneenplakken werkwoord (plak aaneen, plakt aaneen, plakte aaneen, plakten aaneen, aaneengeplakt)
    • aan elkaar kleven werkwoord (kleef aan elkaar, kleeft aan elkaar, kleefde aan elkaar, kleefden aan elkaar, aan elkaar gekleefd)
    • kleven werkwoord (kleef, kleeft, kleefde, kleefden, gekleefd)
  3. to patch (mend; repair)
    verstellen
    • verstellen werkwoord (verstel, verstelt, verstelde, verstelden, versteld)

Conjugations for patch:

present
  1. patch
  2. patch
  3. patches
  4. patch
  5. patch
  6. patch
simple past
  1. patched
  2. patched
  3. patched
  4. patched
  5. patched
  6. patched
present perfect
  1. have patched
  2. have patched
  3. has patched
  4. have patched
  5. have patched
  6. have patched
past continuous
  1. was patching
  2. were patching
  3. was patching
  4. were patching
  5. were patching
  6. were patching
future
  1. shall patch
  2. will patch
  3. will patch
  4. shall patch
  5. will patch
  6. will patch
continuous present
  1. am patching
  2. are patching
  3. is patching
  4. are patching
  5. are patching
  6. are patching
subjunctive
  1. be patched
  2. be patched
  3. be patched
  4. be patched
  5. be patched
  6. be patched
diverse
  1. patch!
  2. let's patch!
  5. patched
  6. patching
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor patch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kleven clinging; glueing together; gluing; pasting; sticking; sticking together
plakken clinging; glueing together; gluing; pasting; sticking; sticking together
vastlijmen clinging; glueing together; gluing; pasting; sticking; sticking together
vastplakken glueing together; sticking together
- bandage; dapple; darn; eyepatch; fleck; maculation; mend; piece; plot; plot of ground; plot of land; speckle; spell; spot; temporary hookup; while
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan elkaar hangen glue; glue together; patch; stick; stick together
aan elkaar kleven glue; glue together; patch; stick; stick together glue; glue together; stick; stick together
aaneenplakken glue; glue together; patch; stick; stick together glue; glue together; stick; stick together
kleven glue; glue together; patch; stick; stick together adhere; cling; glue; gum; paste; stick
klitten glue; glue together; patch; stick; stick together glue; glue together; stick; stick together
plakken glue; glue together; patch; stick; stick together adhere; cling; glue; glue together; gum; paste; stick; stick together
vastlijmen glue; glue together; patch; stick; stick together adhere; affix; attach; cling; glue; glue together; gum; paste; paste in; paste on; paste together; stick; stick together; suture; with glue
vastplakken glue; glue together; patch; stick; stick together affix; attach; glue; glue together; paste in; paste on; paste together; stick; stick together; suture
verstellen mend; patch; repair
- patch up; piece
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- rag

Verwante woorden van "patch":


Synoniemen voor "patch":


Verwante definities voor "patch":

  1. a piece of soft material that covers and protects an injured part of the body1
  2. a protective cloth covering for an injured eye1
  3. sewing that repairs a worn or torn hole (especially in a garment)1
  4. a piece of cloth used as decoration or to mend or cover a hole1
  5. a connection intended to be used for a limited time1
  6. a small contrasting part of something1
    • a patch of clouds1
    • patches of thin ice1
  7. a short set of commands to correct a bug in a computer program1
  8. a small area of ground covered by specific vegetation1
    • a cabbage patch1
    • a briar patch1
  9. a period of indeterminate length (usually short) marked by some action or condition1
    • a patch of bad weather1
  10. repair by adding pieces1
  11. mend by putting a patch on1
    • patch a hole1
  12. to join or unite the pieces of1
    • patch the skirt1
  13. provide with a patch; also used metaphorically1
    • The field was patched with snow1

Wiktionary: patch

patch
verb
  1. weer in orde brengen, zorgen dat het heel wordt
Cross Translation:
FromToVia
• patch → bed; perk ↔ Beet — abgegrenztes Stück Boden, das zur Zucht von Zierpflanze und Nutzpflanzen genutzt wird
• patch → plank; bord; tablet; schap; bed; bloemperk; perk; tuinbed ↔ planche — ais de bois, mince et long
• patch → bed; bloemperk; perk; tuinbed ↔ plate-bande — Bande de terre allongée
• patch → bed; bloemperk; perk; tuinbed ↔ plate-forme — Surface de forme plate, parfois mobile.
• patch → boeten; flikken; lappen; oplappen; verstellen ↔ rapiécer — mettre des pièces à du linge, à des habits, à des meubles.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0536 seconde
Page rendered in 1.0 seconds