Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. pastures:
  2. pasture:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor pastures (Engels) in het Nederlands

pastures:

pastures [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the pastures (meadows)
    de weiden; de weilanden
    • weiden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • weilanden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor pastures:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
weiden meadows; pastures
weilanden meadows; pastures
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
weiden browse; graze; pasture

Verwante woorden van "pastures":


pasture:

pasture [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the pasture (meadow-land; grass-land)
    de weide; het weiland; het grasland
    • weide [de ~] zelfstandig naamwoord
    • weiland [het ~] zelfstandig naamwoord
    • grasland [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the pasture (meadow)
    de wei
    • wei [de ~] zelfstandig naamwoord

to pasture werkwoord (pastures, pastured, pasturing)

  1. to pasture (graze; browse)
    weiden; grazen; afgrazen; graseten
    • weiden werkwoord (weid, weidt, weidde, weidden, geweid)
    • grazen werkwoord (graas, graast, graasde, graasden, gegraasd)
    • afgrazen werkwoord (graas af, graast af, graasde af, graasden af, afgegrazen)
    • graseten werkwoord

Conjugations for pasture:

present
  1. pasture
  2. pasture
  3. pastures
  4. pasture
  5. pasture
  6. pasture
simple past
  1. pastured
  2. pastured
  3. pastured
  4. pastured
  5. pastured
  6. pastured
present perfect
  1. have pastured
  2. have pastured
  3. has pastured
  4. have pastured
  5. have pastured
  6. have pastured
past continuous
  1. was pasturing
  2. were pasturing
  3. was pasturing
  4. were pasturing
  5. were pasturing
  6. were pasturing
future
  1. shall pasture
  2. will pasture
  3. will pasture
  4. shall pasture
  5. will pasture
  6. will pasture
continuous present
  1. am pasturing
  2. are pasturing
  3. is pasturing
  4. are pasturing
  5. are pasturing
  6. are pasturing
subjunctive
  1. be pastured
  2. be pastured
  3. be pastured
  4. be pastured
  5. be pastured
  6. be pastured
diverse
  1. pasture!
  2. let's pasture!
  3. pastured
  4. pasturing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor pasture:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grasland grass-land; meadow-land; pasture grassland
wei meadow; pasture
weide grass-land; meadow-land; pasture
weiden meadows; pastures
weiland grass-land; meadow-land; pasture
- eatage; forage; grass; grazing land; lea; ley; pasturage; pastureland
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgrazen browse; graze; pasture
graseten browse; graze; pasture
grazen browse; graze; pasture
weiden browse; graze; pasture
- browse; crop; graze; range
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- grass pasture; grazing land; pasture-land

Verwante woorden van "pasture":


Synoniemen voor "pasture":


Verwante definities voor "pasture":

  1. bulky food like grass or hay for browsing or grazing horses or cattle1
  2. a field covered with grass or herbage and suitable for grazing by livestock1
  3. feed as in a meadow or pasture1
  4. let feed in a field or pasture or meadow1

Wiktionary: pasture

pasture
noun
  1. land on which cattle can be kept for feeding
pasture
noun
  1. een stuk grasland in gebruik voor de begrazing door vee

Cross Translation:
FromToVia
pasture beemd; weide; grasland; wei; weiland pré — Champ où pousse de l’herbe...
pasture beemd; weide; wei; weidegrond; weiland pâturage — agri|fr lieu couvert d’herbe où les bestiaux pâturer.
pasture beemd; weide; wei; weidegrond; weiland; voeding; kost; voeder; voedingsmiddel; voedsel; voer; foerage pâture — éleva|fr nourriture des bêtes, des oiseaux, des poissons.