Old in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

old:
- antiek; oud; ouderwets; oude; bejaard; ouwelijk
Wiktionary:
- old → oud
- old → oud, oudheid, aloud, antiek, ouderwets, bejaard, vergevorderd, aftands, bouwvallig, gammel, uitgeleefd, uitgewoond, wrak

Engels

Uitgebreide vertaling voor old (Engels) in het Nederlands

old (antique; old fashioned; ancient; veteran)
antiek; oud; ouderwets
- antiek bijvoeglijk naamwoord
- oud bijvoeglijk naamwoord
- ouderwets bijvoeglijk naamwoord
old
oude
- oude bijvoeglijk naamwoord
old (elderly; aged)
bejaard; ouwelijk
- bejaard bijvoeglijk naamwoord
- ouwelijk bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
antiek		antique
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
antiek	ancient; antique; old; old fashioned; veteran
bejaard	aged; elderly; old	aged
oud	ancient; antique; old; old fashioned; veteran	aged; decrepit; flat; kicked off; stale; worn; worn out; worn with age
ouderwets	ancient; antique; old; old fashioned; veteran	ancient; not modern; obsolete; old fashioned; out of date; outdated; outmoded
ouwelijk	aged; elderly; old
-	erstwhile; former; honest-to-god; honest-to-goodness; older; one-time; onetime; previous; quondam; sometime; sure-enough
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	advanced in years; aged
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
oude	old

aged; elderly; older; senior; of age; aging; ageing; senescent; ancient; anile; centenarian; darkened; doddering; doddery; gaga; senile; emeritus; retired; grey; gray; grey-haired; gray-haired; grey-headed; gray-headed; grizzly; hoar; hoary; white-haired; middle-aged; nonagenarian; octogenarian; oldish; overage; overaged; superannuated; over-the-hill; sexagenarian; venerable; experienced; experient; mature
age-old; antique; antediluvian; antiquated; archaic; auld; cold; stale; hand-me-down; hand-down; rusty; immemorial; long-ago; longtime; patched; secondhand; used; sunset; yellow; yellowed; noncurrent; nonmodern; past; worn
familiar
previous; preceding
Old; early
older; experienced; experient
erstwhile; former; onetime; quondam; sometime; past
honest-to-god; honest-to-goodness; sure-enough; genuine; echt
past; past times; yesteryear; yore

just preceding something else in time or order¹
- my old house was larger¹
skilled through long experience¹
- an old offender¹
- the older soldiers¹
(used for emphasis) very familiar¹
- good old boy¹
- same old story¹
(used informally especially for emphasis)¹
- had us a high old time¹
of long duration; not new¹
- old tradition¹
- old house¹
- old wine¹
- old country¹
- old friendships¹
- old money¹
(used especially of persons) having lived for a relatively long time or attained a specific age¹
- his mother is very old¹
- a ripe old age¹
- how old are you?¹
belonging to some prior time¹
past times (especially in the phrase `in days of old')¹

old

adjective

of a living being: having lived for relatively many years
- old → oud
of an object, concept, etc: having existed for a relatively long period of time
- old → oud

Cross Translation:

From	To	Via
• old	→ oud	↔ alt — vor langer Zeit gemacht oder geschehen
• old	→ oudheid	↔ ancien — Qui exister depuis très longtemps.
• old	→ aloud; antiek; ouderwets	↔ antique — exister dans l’antiquité.
• old	→ bejaard; oud; vergevorderd; aftands; bouwvallig; gammel; uitgeleefd; uitgewoond; wrak	↔ vieux — D’un certain âge (relatif à un autre).
• old	→ oud	↔ âgé — Qui a un certain nombre d’années, un certain âge.