Net in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

net:
- netto; onbelast
Wiktionary:
- net → uiteindelijk, finaal, netto
- net → netto, val, valstrik, strikken, net, netwerk
- net → [[netto vangen]], [[netto verdienen]]
- net → net

Engels

Uitgebreide vertaling voor net (Engels) in het Nederlands

net (nett; after tax)
netto; onbelast
- netto bijwoord
- onbelast bijvoeglijk naamwoord
net
netto
- netto bijwoord
net

– Pertaining to the remainder after all deductions, charges, or losses are subtracted from a total. ¹
netto
- netto bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	cyberspace; earnings; internet; lucre; mesh; meshing; meshwork; net income; net profit; network; profit; profits
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	clear; nett; sack; sack up; web
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
netto	net
onbelast	after tax; net; nett	debtfree; duty-free; tax free; untaxed
-	final; last; nett
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
netto	after tax; net; nett

conclusive in a process or progression²
- the net result²
remaining after all deductions²
- net profit²
a computer network consisting of a worldwide network of computer networks that use the TCP/IP network protocols to facilitate data transmission and exchange²
an open fabric of string or rope or wire woven together at regular intervals²
a trap made of netting to catch fish or birds or insects²
game equipment consisting of a strip of netting dividing the playing area in tennis or badminton²
a goal lined with netting (as in soccer or hockey)²
the excess of revenues over outlays in a given period of time (including depreciation and other non-cash expenses)²
catch with a net²
- net a fish²
construct or form a web, as if by weaving²
make as a net profit²
yield as a net profit²
- This sale netted me $1 million²
Pertaining to the remainder after all deductions, charges, or losses are subtracted from a total.¹

net

adjective

noun

verb

net

noun

een geheel van fijne draden
- net → net
stelsel van zaken of personen die nauw met elkaar in contact staan
- netwerk → net; network

Cross Translation:

From	To	Via
• net	→ net	↔ réseau — ensemble d’objets ou de personnes connectés ou maintenus en liaison.