Engels

Uitgebreide vertaling voor negociate (Engels) in het Nederlands

negociate:

negociate werkwoord

  1. negociate (mediate; negotiate)
    – discuss the terms of an arrangement 1
    bemiddelen; tussenkomen
    • bemiddelen werkwoord (bemiddel, bemiddelt, bemiddelde, bemiddelden, bemiddeld)
    • tussenkomen werkwoord (kom tussen, komt tussen, kwam tussen, kwamen tussen, tussengekomen)
  2. negociate (bargain; negotiate; mediate; haggle)
    – discuss the terms of an arrangement 1
    onderhandelen; afdingen; marchanderen; pingelen; sjacheren; afpingelen
    • onderhandelen werkwoord (onderhandel, onderhandelt, onderhandelde, onderhandelden, onderhandeld)
    • afdingen werkwoord (ding af, dingt af, dong af, dongen af, afgedongen)
    • marchanderen werkwoord (marchandeer, marchandeert, marchandeerde, marchandeerden, gemarchandeerd)
    • pingelen werkwoord (pingel, pingelt, pingelde, pingelden, gepingeld)
    • sjacheren werkwoord (sjacher, sjachert, sjacherde, sjacherden, gesjacherd)
    • afpingelen werkwoord (pingel af, pingelt af, pingelde af, pingelden af, afgepingeld)
  3. negociate (negotiate)
    – discuss the terms of an arrangement 1
    verdisconteren; incalculeren
    • verdisconteren werkwoord (verdisconteer, verdisconteert, verdisconteerde, verdisconteerden, verdisconteerd)
    • incalculeren werkwoord (calculeer in, calculeert in, calculeerde in, calculeerden in, ingecalculeerd)

Vertaal Matrix voor negociate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdingen bartering; haggling; shady dealings
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdingen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate bargain; haggle
afpingelen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
bemiddelen mediate; negociate; negotiate butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; step in
incalculeren negociate; negotiate bear something in mind; calculate; take into account
marchanderen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
onderhandelen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
pingelen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
sjacheren bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
tussenkomen mediate; negociate; negotiate butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; step in
verdisconteren negociate; negotiate
- bring off; carry off; manage; negotiate; pull off; talk terms

Synoniemen voor "negociate":


Antoniemen van "negociate":


Verwante definities voor "negociate":

  1. discuss the terms of an arrangement1
  2. confer with another in order to come to terms or reach an agreement1
    • The parties negociated all night1
  3. succeed in passing through, around, or over1
    • The hiker negociated the high mountain pass1
  4. transfer by endorsement to another in return for value received1
    • negociate a bond1
  5. sell or discount1
    • negociate securities1
  6. be successful; achieve a goal1
    • The pianist negociated the difficult runs1