Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. nationality:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor nationality (Engels) in het Nederlands

nationality:

nationality [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the nationality
    de nationaliteit

Vertaal Matrix voor nationality:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nationaliteit nationality

Verwante woorden van "nationality":

  • nationalities

Synoniemen voor "nationality":


Verwante definities voor "nationality":

  1. people having common origins or traditions and often comprising a nation1
    • immigrants of the same nationality often seek each other out1
    • such images define their sense of nationality1
  2. the status of belonging to a particular nation by birth or naturalization1

Wiktionary: nationality

nationality
noun
  1. people belonging to a nation or state
  2. national character or identity
  3. membership of a nation or state
nationality
noun
  1. juridisch|nld Het bezit van het staatsburgerschap van een land of meer landen, officiële registratie in een staat;

Verwante vertalingen van nationality