Narrative in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

narrative:
- verhalend
narrate:
- vertellen; verhalen; verhaal vertellen; spreken; wauwelen; praten; babbelen; kwebbelen; kletsen; zwammen; kakelen; kwetteren; klappen; kwekken; snateren
Wiktionary:
- narrative → vertelde, verhaal, verslag, vertelling
- narrative → spraakzaam, breedsprakig, verhalend
- narrative → vertellend, vertelling, relaas, verhaal, vertelsel
- narrate → verslaan, rapporteren, verhalen, vertellen
- narrate → debiteren, verhalen, vertellen

Engels

Uitgebreide vertaling voor narrative (Engels) in het Nederlands

narrative:

narrative bijvoeglijk naamwoord

narrative
verhalend
- verhalend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor narrative:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	narration; story; tale
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
verhalend	narrative

Verwante woorden van "narrative":

narrate

Synoniemen voor "narrative":

communicative; communicatory
narration; story; tale; message; content; subject matter; substance

Verwante definities voor "narrative":

consisting of or characterized by the telling of a story¹
- narrative poetry¹
a message that tells the particulars of an act or occurrence or course of events; presented in writing or drama or cinema or as a radio or television program¹
- his narrative was interesting¹

Wiktionary: narrative

narrative

noun

which is narrated
- narrative → vertelde; verhaal
systematic recitation of an event
- narrative → verslag; vertelling; verhaal

adjective

overly talkative
- narrative → spraakzaam; breedsprakig
telling a story
- narrative → verhalend

narrative

noun

een verhaal dat bedoeld is om verteld te worden
- vertelling → story; tale; narration; narrative

Cross Translation:

From	To	Via
• narrative	→ vertellend	↔ narrativ — Linguistik: in erzählender Form darlegend, erzählerisch
• narrative	→ vertelling; relaas; verhaal; vertelsel	↔ récit — relation, narration, orale ou écrite, d’un événement.

narrative vorm van narrate:

to narrate werkwoord (narrates, narrated, narrating)

to narrate (tell; report)
vertellen; verhalen; verhaal vertellen
- vertellen werkwoord (vertel, vertelt, vertelde, vertelden, verteld)
- verhalen werkwoord (verhaal, verhaalt, verhaalde, verhaalden, verhaald)
- verhaal vertellen werkwoord
to narrate (talk; speak; rattle; blab; have a conversation; tell; chatter; relate; chat)
spreken; wauwelen; praten; babbelen; kwebbelen; kletsen; zwammen; kakelen; kwetteren; klappen; kwekken; snateren
- spreken werkwoord
- wauwelen werkwoord (wauwel, wauwelt, wauwelde, wauwelden, gewauweld)
- praten werkwoord (praat, praatte, praatten, gepraat)
- babbelen werkwoord (babbel, babbelt, babbelde, babbelden, gebabbeld)
- kwebbelen werkwoord (kwebbel, kwebbelt, kwebbelde, kwebbelden, gekwebbeld)
- kletsen werkwoord (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)
- zwammen werkwoord (zwam, zwamt, zwamde, zwamden, gezwamd)
- kakelen werkwoord (kakel, kakelt, kakelde, kakelden, gekakeld)
- kwetteren werkwoord (kwetter, kwettert, kwetterde, kwetterden, gekwetterd)
- klappen werkwoord (klap, klapt, klapte, klapten, geklapt)
- kwekken werkwoord (kwek, kwekt, kwekte, kwekten, gekwekt)
- snateren werkwoord (snater, snatert, snaterde, snaterden, gesnaterd)

Conjugations for narrate:

present

narrate
narrate
narrates
narrate
narrate
narrate

simple past

narrated
narrated
narrated
narrated
narrated
narrated

present perfect

have narrated
have narrated
has narrated
have narrated
have narrated
have narrated

past continuous

was narrating
were narrating
was narrating
were narrating
were narrating
were narrating

future

shall narrate
will narrate
will narrate
shall narrate
will narrate
will narrate

continuous present

am narrating
are narrating
is narrating
are narrating
are narrating
are narrating

subjunctive

be narrated
be narrated
be narrated
be narrated
be narrated
be narrated

diverse

narrate!
let's narrate!
narrated
narrating

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor narrate:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
klappen		acclaim; applause; blows with the fist; cheer; cracks; ovation; physical violence; punch; smacks
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
babbelen	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	chatter; jabber away
kakelen	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	chatter; chirp; gabble; quack; rattle
klappen	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	applaud; burst; clap; explode; snap
kletsen	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	chat; chatter; have a good long talk; jabber away; rave; talk nonsense
kwebbelen	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	chatter; jabber away
kwekken	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	chat; converse; croak; quack; talk
kwetteren	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	chatter; chirp; croak; gabble; quack; rattle
praten	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	chat; communicate; converse; discuss; have a conversation; speak; talk
snateren	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	chatter; chirp; croak; gabble; quack; rattle
spreken	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	communicate; converse; discuss; have a conversation; speak; talk
verhaal vertellen	narrate; report; tell
verhalen	narrate; report; tell	cover; define; depict; describe; explain; expound; recount; report; say; tell
vertellen	narrate; report; tell	bring something up; cover; define; depict; describe; explain; expound; recount; report; say; tell; ventilate
wauwelen	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	jabber
zwammen	blab; chat; chatter; have a conversation; narrate; rattle; relate; speak; talk; tell	babble; blab; chat; chatter; drivel; gab; have a chat; jabber; jaw; prattle; prattle on; rot; talk crap; talk rot; talk rubbish; twaddle
-	recite; recount; tell
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	relate; tell

Verwante woorden van "narrate":

narrating, narrative, narration

Synoniemen voor "narrate":

inform
tell; recount; recite

Verwante definities voor "narrate":

narrate or give a detailed account of¹
provide commentary for a film, for example¹

Wiktionary: narrate

narrate

verb

to give an account
- narrate → verslaan; rapporteren; verhalen
to relate a story
- narrate → verhalen; vertellen