Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- multiplier:
- multiply:
-
Wiktionary:
- multiplier → vermenigvuldiger
- multiply → vermenigvuldigen
Engels
Uitgebreide vertaling voor multiplier (Engels) in het Nederlands
multiplier:
-
the multiplier
-
the multiplier
– In arithmetic, the number that indicates how many times another number (the multiplicand) is multiplied. 1
Vertaal Matrix voor multiplier:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vermenigvuldiger | multiplier | |
- | multiplier factor |
Verwante woorden van "multiplier":
Synoniemen voor "multiplier":
Verwante definities voor "multiplier":
Wiktionary: multiplier
multiplier
noun
-
getal waarmee men vermenigvuldigt
multiply:
-
to multiply (duplicate)
vermenigvuldigen; verveelvoudigen-
vermenigvuldigen werkwoord (vermenigvuldig, vermenigvuldigt, vermenigvuldigde, vermenigvuldigden, vermenigvuldigd)
-
verveelvoudigen werkwoord (verveelvoudig, verveelvoudigt, verveelvoudigde, verveelvoudigden, verveelvoudigd)
-
-
to multiply (duplicate)
-
to multiply (reproduce)
vermenigvuldigen; voortplanten-
vermenigvuldigen werkwoord (vermenigvuldig, vermenigvuldigt, vermenigvuldigde, vermenigvuldigden, vermenigvuldigd)
-
-
to multiply (stencil; duplicate)
-
to multiply (augment; expand; increase; accumulate; stow)
Conjugations for multiply:
present
- multiply
- multiply
- multiplies
- multiply
- multiply
- multiply
simple past
- multiplied
- multiplied
- multiplied
- multiplied
- multiplied
- multiplied
present perfect
- have multiplied
- have multiplied
- has multiplied
- have multiplied
- have multiplied
- have multiplied
past continuous
- was multiplying
- were multiplying
- was multiplying
- were multiplying
- were multiplying
- were multiplying
future
- shall multiply
- will multiply
- will multiply
- shall multiply
- will multiply
- will multiply
continuous present
- am multiplying
- are multiplying
- is multiplying
- are multiplying
- are multiplying
- are multiplying
subjunctive
- be multiplied
- be multiplied
- be multiplied
- be multiplied
- be multiplied
- be multiplied
diverse
- multiply!
- let's multiply!
- multiplied
- multiplying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor multiply:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kopiëren | copying | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aangroeien | accumulate; augment; expand; increase; multiply; stow | add to; arise; ascent; expand; extend; grow; increase; rise |
dupliceren | duplicate; multiply | ghost |
kopiëren | duplicate; multiply; stencil | copy; counterfeit; crib; falsify; forge; imitate; make a copy; make a copy of; take off |
multipliceren | duplicate; multiply | |
stencilen | duplicate; multiply; stencil | duplicate |
vermenigvuldigen | duplicate; multiply; reproduce | double; duplicate |
verveelvoudigen | duplicate; multiply | |
voortplanten | multiply; reproduce | |
zich vermeerderen | accumulate; augment; expand; increase; multiply; stow | |
- | breed; manifold; procreate; reproduce | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | breed; propagate |
Verwante woorden van "multiply":
Synoniemen voor "multiply":
Antoniemen van "multiply":
Verwante definities voor "multiply":
Wiktionary: multiply
multiply
verb
-
transitive: perform multiplication on (a number)
- multiply → vermenigvuldigen