Engels

Uitgebreide vertaling voor move on (Engels) in het Nederlands

move on:

to move on werkwoord (moves on, moved on, moving on)

  1. to move on (be going to; go; walk; move)
    gaan; lopen; zich voortbewegen; stappen
    • gaan werkwoord (ga, gaat, ging, gingen, gegaan)
    • lopen werkwoord (loop, loopt, liep, liepen, gelopen)
    • zich voortbewegen werkwoord
    • stappen werkwoord (stap, stapt, stapte, stapten, gestapt)
  2. to move on (continue; proceed; pursue the subject; )
    continueren; doorgaan; voortzetten; vervolgen; aanhouden; voortgaan; verdergaan
    • continueren werkwoord (continueer, continueert, continueerde, continueerden, gecontinueerd)
    • doorgaan werkwoord (ga door, gaat door, ging door, gingen door, doorgegaan)
    • voortzetten werkwoord (zet voort, zette voort, zetten voort, voortgezet)
    • vervolgen werkwoord (vervolg, vervolgt, vervolgde, vervolgden, vervolgd)
    • aanhouden werkwoord (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • voortgaan werkwoord (ga voort, gaat voort, ging voort, gingen voort, voortgegaan)
    • verdergaan werkwoord (ga verder, gaat verder, ging verder, gingen verder, verder gegaan)
  3. to move on (propel)
    voortbewegen
    • voortbewegen werkwoord (beweeg voort, beweegt voort, bewoog voort, bewogen voort, voortbewogen)
  4. to move on (propel)
    voortstuwen; vooruitduwen; stuwen
    • voortstuwen werkwoord (stuw voort, stuwt voort, stuwde voort, stuwden voort, voortgestuwd)
    • vooruitduwen werkwoord
    • stuwen werkwoord (stuw, stuwt, stuwde, stuwden, gestuwd)
  5. to move on (beat it; bugger off; fuck off; )
    opdonderen; opkrassen; inrukken; oplazeren; ophoepelen
    • opdonderen werkwoord (donder op, dondert op, donderde op, donderden op, opgedonderd)
    • opkrassen werkwoord (kras op, krast op, kraste op, krasten op, opgekrast)
    • inrukken werkwoord (ruk in, rukt in, rukte in, rukten in, ingerukt)
    • oplazeren werkwoord (lazer op, lazert op, lazerde op, lazerden op, opgelazerd)
    • ophoepelen werkwoord (hoepel op, hoepelt op, hoepelde op, hoepelden op, opgehoepeld)

Conjugations for move on:

present
  1. move on
  2. move on
  3. moves on
  4. move on
  5. move on
  6. move on
simple past
  1. moved on
  2. moved on
  3. moved on
  4. moved on
  5. moved on
  6. moved on
present perfect
  1. have moved on
  2. have moved on
  3. has moved on
  4. have moved on
  5. have moved on
  6. have moved on
past continuous
  1. was moving on
  2. were moving on
  3. was moving on
  4. were moving on
  5. were moving on
  6. were moving on
future
  1. shall move on
  2. will move on
  3. will move on
  4. shall move on
  5. will move on
  6. will move on
continuous present
  1. am moving on
  2. are moving on
  3. is moving on
  4. are moving on
  5. are moving on
  6. are moving on
subjunctive
  1. be moved on
  2. be moved on
  3. be moved on
  4. be moved on
  5. be moved on
  6. be moved on
diverse
  1. move on!
  2. let's move on!
  3. moved on
  4. moving on
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor move on:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden keeping up; persistence; pertinacity; tenacity
inrukken beat it
lopen coming and going; running; trotting; walking; walking around
ophoepelen beat it
stappen footsteps
voortstuwen propelling; pushing on; turning up
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden carry on; continue; get on; go on; go through with it; hold on; keep on; keep up; let last; move on; persist; proceed; pursue the subject apprehend; arrest; capture; continue; detain; drag on; hold; imprison; insist; keep on; persist; pick up; press; seize; take in custody; take prisoner; urge
continueren carry on; continue; get on; go on; go through with it; hold on; keep on; keep up; let last; move on; persist; proceed; pursue the subject continue; go on
doorgaan carry on; continue; get on; go on; go through with it; hold on; keep on; keep up; let last; move on; persist; proceed; pursue the subject continue; go on; hold on; keep on; keep up; persevere; persist
gaan be going to; go; move; move on; walk be going to; break up; depart; go; go away; leave; move; pass; run; walk
inrukken beat it; bugger off; bugger up; buzz off; clear out; fuck off; get; get lost; get on; go astray; go away; go to hell; move on; pack it; piss off; push off; scram
lopen be going to; go; move; move on; walk amble; flow; parade; promenade; run; saunter; step; stream; stroll; tread; walk
opdonderen beat it; bugger off; bugger up; buzz off; clear out; fuck off; get; get lost; get on; go astray; go away; go to hell; move on; pack it; piss off; push off; scram
ophoepelen beat it; bugger off; bugger up; buzz off; clear out; fuck off; get; get lost; get on; go astray; go away; go to hell; move on; pack it; piss off; push off; scram
opkrassen beat it; bugger off; bugger up; buzz off; clear out; fuck off; get; get lost; get on; go astray; go away; go to hell; move on; pack it; piss off; push off; scram beat it; skedaddle; split
oplazeren beat it; bugger off; bugger up; buzz off; clear out; fuck off; get; get lost; get on; go astray; go away; go to hell; move on; pack it; piss off; push off; scram
stappen be going to; go; move; move on; walk be on the razzle; be on the spree; feast; going out; revel
stuwen move on; propel propel
verdergaan carry on; continue; get on; go on; go through with it; hold on; keep on; keep up; let last; move on; persist; proceed; pursue the subject continue; go on; take it further
vervolgen carry on; continue; get on; go on; go through with it; hold on; keep on; keep up; let last; move on; persist; proceed; pursue the subject adjudicate; aim for; bring action against; chase; condemn; continue; go on; haunt; judge; persecute; prosecute; pursue; sentence; strive after; try
voortbewegen move on; propel
voortgaan carry on; continue; get on; go on; go through with it; hold on; keep on; keep up; let last; move on; persist; proceed; pursue the subject go on
voortstuwen move on; propel propel
voortzetten carry on; continue; get on; go on; go through with it; hold on; keep on; keep up; let last; move on; persist; proceed; pursue the subject continue; go on
vooruitduwen move on; propel push along; push on
zich voortbewegen be going to; go; move; move on; walk
- advance; go on; march on; pass on; progress

Synoniemen voor "move on":


Antoniemen van "move on":

  • recede

Verwante definities voor "move on":

  1. move forward, also in the metaphorical sense1

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van move on