Engels

Uitgebreide vertaling voor meeting (Engels) in het Nederlands

meeting:

meeting [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the meeting (conference; assembly; gathering; symposium; congress)
    de vergadering; de manifestatie; de bijeenkomst; de samenkomst; de zitting
  2. the meeting (conference; consultation; gathering; talks; seminar)
    het overleg
    – het praten erover 1
    • overleg [het ~] zelfstandig naamwoord
      • er was een overleg over dat probleem1
    de conferentie; de samenkomst; de beraadslaging
  3. the meeting (encounter)
    de ontmoeting; het treffen
  4. the meeting (Web conference)
    – An online gathering of people facilitated by software that allows participants to view, and optionally control, shared content and communicate with each other using various means, such as a telephone conference call. 2
    de vergadering; Webvergadering
  5. the meeting
    – A calendar item that includes reserved resources and/or invited attendees. 2
    de vergadering

Vertaal Matrix voor meeting:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beraadslaging conference; consultation; gathering; meeting; seminar; talks
bijeenkomst assembly; conference; congress; gathering; meeting; symposium conference; congress; seminar; symposium
conferentie conference; consultation; gathering; meeting; seminar; talks
manifestatie assembly; conference; congress; gathering; meeting; symposium demonstration; manifestation
ontmoeting encounter; meeting
overleg conference; consultation; gathering; meeting; seminar; talks
samenkomst assembly; conference; congress; consultation; gathering; meeting; seminar; symposium; talks crowd; gathering; group
treffen encounter; meeting affecting; concerning; touching
vergadering Web conference; assembly; conference; congress; gathering; meeting; symposium conference
zitting assembly; conference; congress; gathering; meeting; symposium
- coming together; confluence; encounter; get together; group meeting; merging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
treffen affect; assemble; concern; end up at; fall; forgather; get together; hit; impress; influence; land; meet; move; see each other; strike; touch; visit
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Webvergadering Web conference; meeting
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- meeting again

Verwante woorden van "meeting":


Synoniemen voor "meeting":


Verwante definities voor "meeting":

  1. the act of joining together as one3
    • there was no meeting of minds3
  2. the social act of assembling for some common purpose3
    • his meeting with the salesmen was the high point of his day3
  3. a casual or unexpected convergence3
    • he still remembers their meeting in Paris3
  4. a formally arranged gathering3
    • next year the meeting will be in Chicago3
    • the meeting elected a chairperson3
  5. a small informal social gathering3
    • there was an informal meeting in my living room3
  6. a place where things merge or flow together (especially rivers)3
  7. An online gathering of people facilitated by software that allows participants to view, and optionally control, shared content and communicate with each other using various means, such as a telephone conference call.2
  8. A calendar item that includes reserved resources and/or invited attendees.2

Wiktionary: meeting

meeting
noun
  1. gathering among business people to discuss their business
  2. place or instance of junction or intersection
  3. agreed upon event which happens at a specified time and place
  4. encounter between people
  5. people at such a gathering
  6. gathering for a purpose
meeting
noun
  1. het bij elkaar komen van een groep van personen
  2. een bijeenkomst

Cross Translation:
FromToVia
meeting treffen TreffenSport: Wettkampf
meeting treffen Treffen — Zusammenkunft von Menschen oder Verbänden zu einem bestimmten Zweck
meeting samenkomst Zusammenkunft — das Treffen mehrer Menschen, um etwas bestimmtes zu tun
meeting landing; toegang; nadering; binnengaan; entree; intrede; omgeving; ontmoeting; kennismaking; betrekking; verhouding; verstandhouding; omgang; verband; verkeer; ontvangst; acceptatie; aanneming; aanvaarding abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage.
meeting bijeenkomst; meeting; vergadering; samenkomst réunionaction de rapprocher, de réunir des parties qui avaient été diviser, désunir, isolées, ou résultat de cette action.

meeting vorm van meet:

to meet werkwoord (meets, met, meeting)

  1. to meet (become acquainted with; become acquainted; get to know; make the acquaintance of)
    ontmoeten; kennis maken met
    • ontmoeten werkwoord (ontmoet, ontmoette, ontmoetten, ontmoet)
    • kennis maken met werkwoord (maak kennis met, maakt kennis met, maakte kennis met, maakten kennis met, kennis gemaakt met)
  2. to meet
    ontmoeten; treffen; tegenkomen
    • ontmoeten werkwoord (ontmoet, ontmoette, ontmoetten, ontmoet)
    • treffen werkwoord (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
    • tegenkomen werkwoord (kom tegen, komt tegen, kwam tegen, kwamen tegen, tegengekomen)
  3. to meet (assemble; gather; come together)
    samenkomen; bijeenkomen
    • samenkomen werkwoord (kom samen, komt samen, kwam samen, kwamen samen, samengekomen)
    • bijeenkomen werkwoord (kom bijeen, komt bijeen, kwam bijeen, kwamen bijeen, bijeengekomen)
  4. to meet (consider; deliberate; reflect; )
    overwegen; beraadslagen
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • beraadslagen werkwoord (beraadslaag, beraadslaagt, beraadslaagde, beraadslaagden, beraadslaagd)
    overleggen
    – het praten erover 1
    • overleggen werkwoord (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)
  5. to meet (get acquainted with; be introduced)
    kennismaken
    • kennismaken werkwoord (maak kennis, maakt kennis, maakte kennis, maakten kennis, kennis gemaakt)
  6. to meet (come across; find; discover; learn)
    vinden; tegenkomen; aantreffen
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
    • tegenkomen werkwoord (kom tegen, komt tegen, kwam tegen, kwamen tegen, tegengekomen)
    • aantreffen werkwoord (tref aan, treft aan, trof aan, troffen aan, aangetroffen)
  7. to meet (get together; see each other; meet each other)
  8. to meet (have a conference; hold session)
    confereren; een conferentie houden
    • confereren werkwoord (confereer, confereert, confereerde, confereerden, geconfereerd)
    • een conferentie houden werkwoord (houd een conferentie, houdt een conferentie, hield een conferentie, hielden een conferentie, een conferentie gehouden)
  9. to meet (to meet in a conference; have a meeting)

Conjugations for meet:

present
  1. meet
  2. meet
  3. meets
  4. meet
  5. meet
  6. meet
simple past
  1. met
  2. met
  3. met
  4. met
  5. met
  6. met
present perfect
  1. have met
  2. have met
  3. has met
  4. have met
  5. have met
  6. have met
past continuous
  1. was meeting
  2. were meeting
  3. was meeting
  4. were meeting
  5. were meeting
  6. were meeting
future
  1. shall meet
  2. will meet
  3. will meet
  4. shall meet
  5. will meet
  6. will meet
continuous present
  1. am meeting
  2. are meeting
  3. is meeting
  4. are meeting
  5. are meeting
  6. are meeting
subjunctive
  1. be met
  2. be met
  3. be met
  4. be met
  5. be met
  6. be met
diverse
  1. meet!
  2. let's meet!
  3. met
  4. meeting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor meet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantreffen encountering; locating
overwegen considering
samenkomen assemble; forgather
treffen affecting; concerning; encounter; meeting; touching
vinden encountering; locating
- sports meeting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantreffen come across; discover; find; learn; meet
beraadslagen consider; deliberate; discuss; have a conference; hold session; meet; reflect; think it over
bijeenkomen assemble; come together; gather; meet
confereren have a conference; hold session; meet
een conferentie houden have a conference; hold session; meet
elkaar ontmoeten get together; meet; meet each other; see each other assemble; forgather; get together; see each other; visit
in vergadering bijeenzijn have a meeting; meet; to meet in a conference
kennis maken met become acquainted; become acquainted with; get to know; make the acquaintance of; meet
kennismaken be introduced; get acquainted with; meet
ontmoeten become acquainted; become acquainted with; get to know; make the acquaintance of; meet
overleggen consider; deliberate; discuss; have a conference; hold session; meet; reflect; think it over
overwegen consider; deliberate; discuss; have a conference; hold session; meet; reflect; think it over consider; regard; think it over; think out; think over
samenkomen assemble; come together; gather; meet assemble; come together; enjoin; forgather; get together; join; see each other; to gather; visit
tegenkomen come across; discover; find; learn; meet
treffen meet affect; assemble; concern; end up at; fall; forgather; get together; hit; impress; influence; land; move; see each other; strike; touch; visit
vinden come across; discover; find; learn; meet discover; find; learn; localise; localize; locate; trace
- adjoin; assemble; come across; conform to; contact; converge; cope with; encounter; fill; fit; foregather; forgather; fulfil; fulfill; gather; get together; match; play; receive; run across; run into; satisfy; see; suffer; take on; touch
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- fitting
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- answer; assemble; gather together; oblige; receive

Verwante woorden van "meet":


Synoniemen voor "meet":


Antoniemen van "meet":


Verwante definities voor "meet":

  1. being precisely fitting and right3
    • it is only meet that she should be seated first3
  2. a meeting at which a number of athletic contests are held3
  3. contend against an opponent in a sport, game, or battle3
  4. fill or meet a want or need3
  5. be in direct physical contact with; make contact3
    • The wire must not contact the metal cover3
  6. meet by design; be present at the arrival of3
    • Can you meet me at the train station?3
  7. come together3
    • I'll probably see you at the meeting3
  8. undergo or suffer3
    • meet a violent death3
  9. collect in one place3
  10. get together socially or for a specific purpose3
  11. satisfy or fulfill3
    • meet a need3
  12. get to know; get acquainted with3
    • I met this really handsome guy at a bar last night!3
    • we met in Singapore3
  13. satisfy a condition or restriction3
    • Does this paper meet the requirements for the degree?3
  14. be adjacent or come together3
  15. experience as a reaction3
    • My proposal met with much opposition3

Wiktionary: meet

meet
verb
  1. comply with
  2. converge and touch
  3. be introduced to
  4. see through arrangement
  5. encounter by accident
meet
verb
  1. eerste begroeting
  2. met iemand kennismaken en een gesprek voeren
  3. bij toeval ontmoeten
  4. in vergadering bijeenkomen, een vergadering bijwonen

Cross Translation:
FromToVia
meet nakomen; naleven; uitvoeren; verrichten; vervullen; voltrekken accomplirachever entièrement.
meet aantreffen; ontmoeten; tegemoet treden; tegenkomen; treffen; aanboren rencontrertrouver en chemin une personne ou une chose.
meet vergaderen; zitting houden siéger — Occuper un siège dans un organe officiel ou administratif.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van meeting