Maturity in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

maturity:
- volwassenheid; rijpheid; ontwikkeling; ontplooiing; bloei; wasdom; groei
Wiktionary:
- maturity → vervaldag, betaaldatum, wasdom, volwassenheid, geslachtsrijpheid, maturiteit, rijpheid
- maturity → maturiteit

Engels

Uitgebreide vertaling voor maturity (Engels) in het Nederlands

the maturity (adulthood)
de volwassenheid; de rijpheid
- volwassenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- rijpheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the maturity (full growth; development; growth; ripeness)
de ontwikkeling; de ontplooiing; de bloei; de wasdom; de groei
- ontwikkeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- ontplooiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bloei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- wasdom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- groei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bloei	development; full growth; growth; maturity; ripeness	blooming; blooming time; blossom; blossoming; boom; flowering; flowering season; period of boom
groei	development; full growth; growth; maturity; ripeness	development; enlargement; expansion; extension; growth; increase; increase in scale; rise; scale up
ontplooiing	development; full growth; growth; maturity; ripeness	cultivation; development; education; evolvement
ontwikkeling	development; full growth; growth; maturity; ripeness	cultivation; development; education; evolvement
rijpheid	adulthood; maturity
volwassenheid	adulthood; maturity
wasdom	development; full growth; growth; maturity; ripeness
-	adulthood; due date; matureness; maturity date

state of being mature; full development¹
the period of time in your life after your physical growth has stopped and you are fully developed¹
the date on which an obligation must be repaid¹

maturity

noun

ready for execution or coming due
- maturity → vervaldag; betaaldatum
when bodily growth has completed and/or reproduction can begin
- maturity → wasdom; volwassenheid; geslachtsrijpheid; maturiteit
state of being mature, ready or ripe
- maturity → maturiteit; rijpheid

Cross Translation:

From	To	Via
• maturity	→ maturiteit	↔ maturité — État de ce qui est mûr