Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal mastered

Vertaal mastered van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. master:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor mastered (Engels) in het Nederlands

mastered:


Vertaal Matrix voor mastered:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- down; down pat

Synoniemen voor "mastered":


Verwante definities voor "mastered":

  1. understood perfectly1

master:

master [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the master (teacher; tutor; instructor; mentor)
    de leraar; de docent; de leermeester; de instructeur
    • leraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • docent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leermeester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • instructeur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the master (boss; principal; chief; leader)
    de baas; de superieur; de meester; de meerdere; de patroon
    • baas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • superieur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • meester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • meerdere [de ~] zelfstandig naamwoord
    • patroon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the master (schoolteacher; teacher; instructor; schoolmaster)
    de leraar; de pedant; leraar op basisschool; de leerkracht; de onderwijzer; de schoolmeester; de meester
  4. the master (ruler; mister; gent; lord; king)
    de heer; de soeverein; de heerser; de machthebber
    • heer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • soeverein [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • heerser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • machthebber [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the master (champion; champ)
    de kampioen
    • kampioen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. the master (captain; skipper)
    de schipper; de kapitein; de scheepskapitein
  7. the master (captain; skipper)
    de kapitein; de scheepskapitein; scheepsgezagvoerder
  8. the master
    de maestro; de meester
    • maestro [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • meester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. the master
    de magister
    • magister [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  10. the master (schoolmaster; educator; tutor; )
    de leraar; de pedant; de leerkracht; de onderwijzer; de schoolmeester; de meester
  11. the master (captain)
    de commandant; de gezagvoerder
  12. the master (guild master)
    de meester; deken van een gilde; de gildenmeester
  13. the master (sovereign lord; ruler of the country; lord)
    de landsheer
  14. the master
    – A shape on a stencil that you use repeatedly to create drawings. 2
    het model
    • model [het ~] zelfstandig naamwoord

to master werkwoord (masters, mastered, mastering)

  1. to master (win over; conquer; win; overcome)
    winnen; overwinnen; te boven komen; verslaan
    • winnen werkwoord (win, wint, won, wonnen, gewonnen)
    • overwinnen werkwoord (overwin, overwint, overwon, overwonnen, overwonnen)
    • te boven komen werkwoord (kom te boven, komt te boven, kwam te boven, kwamen te boven, te boven gekomen)
    • verslaan werkwoord (versla, verslaat, versloeg, versloegen, verslagen)
  2. to master (aquire; familiarise; get used to; learn; familiarize)
    eigenmaken; aanwennen; gewend raken; leren
    • eigenmaken werkwoord (maak eigen, maakt eigen, maakte eigen, maakten eigen, eigengemaakt)
    • aanwennen werkwoord (wen aan, went aan, wende aan, wenden aan, aangewend)
    • gewend raken werkwoord (raak gewend, raakt gewend, raakte gewend, raakten gewend, gewend geraakt)
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)

Conjugations for master:

present
  1. master
  2. master
  3. masters
  4. master
  5. master
  6. master
simple past
  1. mastered
  2. mastered
  3. mastered
  4. mastered
  5. mastered
  6. mastered
present perfect
  1. have mastered
  2. have mastered
  3. has mastered
  4. have mastered
  5. have mastered
  6. have mastered
past continuous
  1. was mastering
  2. were mastering
  3. was mastering
  4. were mastering
  5. were mastering
  6. were mastering
future
  1. shall master
  2. will master
  3. will master
  4. shall master
  5. will master
  6. will master
continuous present
  1. am mastering
  2. are mastering
  3. is mastering
  4. are mastering
  5. are mastering
  6. are mastering
subjunctive
  1. be mastered
  2. be mastered
  3. be mastered
  4. be mastered
  5. be mastered
  6. be mastered
diverse
  1. master!
  2. let's master!
  5. mastered
  6. mastering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor master:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baas boss; chief; leader; master; principal boss; chief; commander; head; leader; lord; ruler; superior
commandant captain; master captain; commander; commanding officer; lieutenant-colonel
deken van een gilde guild master; master
docent instructor; master; mentor; teacher; tutor school teacher; schoolteacher
gezagvoerder captain; master captain; pilot
gildenmeester guild master; master
heer gent; king; lord; master; mister; ruler Creator; God; Heavenly Father; Lord of Heaven; Omnipotence; supreme being
heerser gent; king; lord; master; mister; ruler king; monarch
instructeur instructor; master; mentor; teacher; tutor instructor; teacher; tutor
kampioen champ; champion; master
kapitein captain; master; skipper commander; commanding officer
landsheer lord; master; ruler of the country; sovereign lord
leerkracht captain; educator; instructor; master; pedagogue; schoolmaster; schoolteacher; skipper; teacher; tutor teacher
leermeester instructor; master; mentor; teacher; tutor instructor; teacher; tutor
leraar captain; educator; instructor; master; mentor; pedagogue; schoolmaster; schoolteacher; skipper; teacher; tutor school teacher; schoolteacher
leraar op basisschool instructor; master; schoolmaster; schoolteacher; teacher
leren learning; studying
machthebber gent; king; lord; master; mister; ruler
maestro master maestro
magister master
meerdere boss; chief; leader; master; principal Superior
meester boss; captain; chief; educator; guild master; instructor; leader; master; pedagogue; principal; schoolmaster; schoolteacher; skipper; teacher; tutor LL.M.; commander; engine driver; jurist; lawyer; legal expert; lord; ruler; school teacher; schoolteacher
model master concept; draft; dress-model; example; mannequin; model; preliminary design; prototype; sample; specimen
onderwijzer captain; educator; instructor; master; pedagogue; schoolmaster; schoolteacher; skipper; teacher; tutor
patroon boss; chief; leader; master; principal ammunition; cartridge; design; drawing; motive; patron saint; pattern
pedant captain; educator; instructor; master; pedagogue; schoolmaster; schoolteacher; skipper; teacher; tutor Johnny; dandy; fop; young gentleman
scheepsgezagvoerder captain; master; skipper
scheepskapitein captain; master; skipper
schipper captain; master; skipper
schoolmeester captain; educator; instructor; master; pedagogue; schoolmaster; schoolteacher; skipper; teacher; tutor
soeverein gent; king; lord; master; mister; ruler absolute monarch; absolute sovereign; king; monarch; ruler; sovereign
superieur boss; chief; leader; master; principal Superior
- captain; headmaster; lord; maestro; master copy; master key; original; overlord; passe-partout; passkey; professional; schoolmaster; sea captain; skipper; superior; victor
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanwennen aquire; familiarise; familiarize; get used to; learn; master
eigenmaken aquire; familiarise; familiarize; get used to; learn; master
gewend raken aquire; familiarise; familiarize; get used to; learn; master acclimatise; acclimatize; naturalise; naturalize; settle down
leren aquire; familiarise; familiarize; get used to; learn; master absorb; acquire; collect; educate; gain; get the hang of; learn; pick up; practice; practise; qualify; receive; study; studying; teach; train
overwinnen conquer; master; overcome; win; win over
te boven komen conquer; master; overcome; win; win over
verslaan conquer; master; overcome; win; win over
winnen conquer; master; overcome; win; win over gain; gain the day; gain the victory; win
- control; dominate; get over; get the hang; overcome; subdue; surmount
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pedant clever-clever; pedantic; smarty
soeverein sovereign
superieur better; classy; superior
- chief; main; primary; principal
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
patroon pattern
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- captain; overcome; shipman; shipmaster
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
meerdere several

Verwante woorden van "master":

  • remaster, mastering, masters

Synoniemen voor "master":


Verwante definities voor "master":

  1. most important element1
    • the master bedroom1
    • a master switch1
  2. an original creation (i.e., an audio recording) from which copies can be made1
  3. key that secures entrance everywhere1
  4. presiding officer of a school1
  5. an artist of consummate skill1
    • a master of the violin1
    • one of the old masters1
  6. an authority qualified to teach apprentices1
  7. directs the work of others1
  8. someone who holds a master's degree from academic institution1
  9. an officer who is licensed to command a merchant ship1
  10. a person who has general authority over others1
  11. a combatant who is able to defeat rivals1
  12. have a firm understanding or knowledge of; be on top of1
  13. be or become completely proficient or skilled in1
    • She mastered Japanese in less than two years1
  14. get on top of; deal with successfully1
  15. have dominance or the power to defeat over1
    • Her pain completely mastered her1
    • The methods can master the problems1
  16. A slide view or page on which you define formatting for all slides or pages in your presentation. Each presentation has a master for each key component: slides, title slides, speaker's notes, and audience handouts.2
  17. A shape on a stencil that you use repeatedly to create drawings.2

Wiktionary: master

master
verb
  1. to learn to a high degree
  2. to control
noun
  1. expert at something
master
verb
  1. verstaan
noun
  1. baas, heer, patroon
Cross Translation:
FromToVia
• master → heer; meester ↔ Herr — jemand, der eine fast vollständige Kontrolle über Dinge oder Personen hat (früher insbesondere ein Adliger)
• master → meester ↔ Meister — gewerblich-technische Berufe: Meister seines Fachs, der seinerseits einen angehenden Gesellen oder Facharbeiter ausbilden darf
• master → aankunnen; iets de baas worden ↔ dingfest — nur im adverbialen Gebrauch von: etwas dingfest machen: eine Sache in den Griff bekommen, unter Kontrolle bringen, zum Ziel führen
• master → instructeur; leraar; onderwijzer; meester ↔ instituteur — Enseignant d’école primaire.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0798 seconde
Page rendered in 1.0 seconds