Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. marrow:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor marrow (Engels) in het Nederlands

marrow:

marrow [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the marrow (marrow of a bone; pith)
    het beenmerg
    • beenmerg [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the marrow (pumpkin; calabash; gourd)
    de kalebas; de pompoen; de kalbas
    • kalebas [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pompoen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kalbas [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. the marrow (bone marrow; bone)
    het merg; het binnenste van iets

Vertaal Matrix voor marrow:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beenmerg marrow; marrow of a bone; pith
het binnenste van iets bone; bone marrow; marrow
kalbas calabash; gourd; marrow; pumpkin
kalebas calabash; gourd; marrow; pumpkin
merg bone; bone marrow; marrow
pompoen calabash; gourd; marrow; pumpkin
- bone marrow; marrow squash; vegetable marrow

Verwante woorden van "marrow":

  • marrows

Synoniemen voor "marrow":


Verwante definities voor "marrow":

  1. the fatty network of connective tissue that fills the cavities of bones1
  2. large elongated squash with creamy to deep green skins1
  3. very tender and very nutritious tissue from marrowbones1
  4. any of various squash plants grown for their elongated fruit with smooth dark green skin and whitish flesh1

Wiktionary: marrow

marrow
noun
  1. kind of vegetable
  2. substance inside bones
marrow
noun
  1. anatomie|nld het zachte weefsel in de kern van een bot

Cross Translation:
FromToVia
marrow merg moelle — Moelle osseuse 1, 2
marrow pompoen potironespèce de grosse citrouille ronde.

Verwante vertalingen van marrow