Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- manageable:
- manage:
-
Wiktionary:
- manageable → beheersbaar, behapbaar, beheerbaar
- manageable → hanteerbaar
- manage → erin slagen, managen, leiden, beheren, beredderen, klaarspelen
- manage → uitkomen, leiden, runnen, slagen, administreren, beheren, besturen, toedienen, halen, inslaan, raken, teisteren, treffen, doorkomen, klaarspelen, slagen voor, bereiken, behalen, inhalen, reiken tot, erin slagen
-
Gebruikers suggesties voor manageable:
- behapbaar
Engels
Uitgebreide vertaling voor manageable (Engels) in het Nederlands
manageable:
-
manageable (simple to operate)
handelbaar; gemakkelijk te hanteren; hanteerbaar-
handelbaar bijvoeglijk naamwoord
-
gemakkelijk te hanteren bijvoeglijk naamwoord
-
hanteerbaar bijvoeglijk naamwoord
-
-
manageable (controllable)
beheersbaar-
beheersbaar bijvoeglijk naamwoord
-
-
manageable (controllable)
bestuurbaar-
bestuurbaar bijvoeglijk naamwoord
-
-
manageable (handy)
-
manageable
makkelijk in het gebruik; eenvoudig te bedienen-
makkelijk in het gebruik bijvoeglijk naamwoord
-
eenvoudig te bedienen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor manageable:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beheersbaar | controllable; manageable | governable |
bestuurbaar | controllable; manageable | |
handelbaar | manageable; simple to operate | |
handzaam | handy; manageable | |
hanteerbaar | manageable; simple to operate | |
- | accomplishable; achievable; doable; realizable | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | easy to handle; handy | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
eenvoudig te bedienen | manageable | |
gemakkelijk te hanteren | manageable; simple to operate | |
makkelijk in het gebruik | manageable |
Verwante woorden van "manageable":
Synoniemen voor "manageable":
Antoniemen van "manageable":
Verwante definities voor "manageable":
Wiktionary: manageable
manageable
Cross Translation:
adjective
-
capable of being managed
- manageable → beheersbaar; behapbaar; beheerbaar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• manageable | → hanteerbaar | ↔ maniable — Qui donner une impression de souplesse à la main qui le tâte, qui le palpe. |
manage:
-
to manage (administer; run)
beheren; besturen; administreren-
administreren werkwoord (administreer, administreert, administreerde, administreerden, geadministreerd)
-
to manage (cope with)
-
to manage (cope; fix; bring off; pull off)
-
to manage (pull it off; get done; fix; fix it up; finish; pull the trick)
-
to manage (make ends meet; get by; scrape along; manage on; make do)
-
to manage (bring it off; carry it out)
-
to manage
– To adjust the action or aspects of a group of items, typically done more than once. 2
Conjugations for manage:
present
- manage
- manage
- manages
- manage
- manage
- manage
simple past
- managed
- managed
- managed
- managed
- managed
- managed
present perfect
- have managed
- have managed
- has managed
- have managed
- have managed
- have managed
past continuous
- was managing
- were managing
- was managing
- were managing
- were managing
- were managing
future
- shall manage
- will manage
- will manage
- shall manage
- will manage
- will manage
continuous present
- am managing
- are managing
- is managing
- are managing
- are managing
- are managing
subjunctive
- be managed
- be managed
- be managed
- be managed
- be managed
- be managed
diverse
- manage!
- let's manage!
- managed
- managing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor manage:
Verwante woorden van "manage":
Synoniemen voor "manage":
Antoniemen van "manage":
Verwante definities voor "manage":
Wiktionary: manage
manage
Cross Translation:
verb
manage
-
to succeed at an attempt
- manage → erin slagen
-
to direct or be in charge
verb
-
het beheer hebben over iets
-
iets leiden, besturen
-
in staat zijn zelfstandig dagelijkse dingen te doen
-
iets moeilijks in orde of ten einde brengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• manage | → uitkomen | ↔ auskommen — mit Dingen umgehen können |
• manage | → leiden; runnen | ↔ leiten — die Führung ausüben |
• manage | → slagen | ↔ schaffen — etwas zu Ende bringen, bestehen, eine Aufgabe bewältigen |
• manage | → administreren; beheren; besturen; toedienen | ↔ administrer — gouverner, régir les affaires public ou particulier. |
• manage | → administreren; beheren; besturen; toedienen | ↔ gérer — Administrer, diriger, manager |
• manage | → halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot | ↔ parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général) |
• manage | → administreren; beheren; besturen; toedienen | ↔ régir — gouverner, diriger, conduire. |
• manage | → doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; erin slagen | ↔ réussir — Avoir une bonne ou une mauvaise issue. |