Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
-
low:
- laagtepunt; dieptepunt; diepterecord; depressie; lage luchtdruk; laagterecord; emotionele crisis
- laag; niet hoog; slecht; met slechte intentie; gemeen; vals; kwaadwillig; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig; in het geniep; laagstaand; laaghangend
- loeien
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor lowed (Engels) in het Nederlands
lowed vorm van low:
-
the low
-
the low
het diepterecord -
the low (depression)
-
the low (all-time low; low record)
het laagterecord -
the low (emotional crisis)
-
low (not high)
-
low (with evil intention; malicious; badly; vicious; false; evil-minded)
slecht; met slechte intentie; gemeen; vals; kwaadwillig-
slecht bijvoeglijk naamwoord
-
met slechte intentie bijvoeglijk naamwoord
-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
vals bijvoeglijk naamwoord
-
kwaadwillig bijvoeglijk naamwoord
-
-
low (cunning; vicious; mean; nasty; shrewd; sly; underhand; vile; slippery; false; sharp)
gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
achterbaks bijvoeglijk naamwoord
-
sluw bijvoeglijk naamwoord
-
geraffineerd bijvoeglijk naamwoord
-
uitgekookt bijvoeglijk naamwoord
-
geslepen bijvoeglijk naamwoord
-
snood bijvoeglijk naamwoord
-
slinks bijvoeglijk naamwoord
-
stiekem bijvoeglijk naamwoord
-
leep bijvoeglijk naamwoord
-
gewiekst bijvoeglijk naamwoord
-
geniepig bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
doortrapt bijvoeglijk naamwoord
-
gehaaid bijvoeglijk naamwoord
-
gluiperig bijvoeglijk naamwoord
-
-
low (behind one's back; vicious; vile; scurvy; nasty; jarring; foul; ribald; bad; offensive; indecent; falsely; mean; secretly)
stiekem; in het geniep; snood; gluiperig; achterbaks; geniepig-
stiekem bijvoeglijk naamwoord
-
in het geniep bijvoeglijk naamwoord
-
snood bijvoeglijk naamwoord
-
gluiperig bijvoeglijk naamwoord
-
achterbaks bijvoeglijk naamwoord
-
geniepig bijvoeglijk naamwoord
-
-
low (base)
laagstaand-
laagstaand bijvoeglijk naamwoord
-
-
low (low-hanging)
laaghangend-
laaghangend bijvoeglijk naamwoord
-
-
to low (moo)
Conjugations for low:
present
- low
- low
- lows
- low
- low
- low
simple past
- lowed
- lowed
- lowed
- lowed
- lowed
- lowed
present perfect
- have lowed
- have lowed
- has lowed
- have lowed
- have lowed
- have lowed
past continuous
- was lowing
- were lowing
- was lowing
- were lowing
- were lowing
- were lowing
future
- shall low
- will low
- will low
- shall low
- will low
- will low
continuous present
- am lowing
- are lowing
- is lowing
- are lowing
- are lowing
- are lowing
subjunctive
- be lowed
- be lowed
- be lowed
- be lowed
- be lowed
- be lowed
diverse
- low!
- let's low!
- lowed
- lowing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor low:
Verwante woorden van "low":
Synoniemen voor "low":
Antoniemen van "low":
Verwante definities voor "low":
Wiktionary: low
low
low
Cross Translation:
adjective
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• low | → kous | ↔ bas — Partie inférieure d’un objet. |
• low | → gemeen; onguur; ploertig; rottig; vuig | ↔ dégoutant — Qui donne du dégout. |
• low | → laf; gemeen | ↔ lâche — Méprisable |