Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- lift:
-
Wiktionary:
- lift → lift, hijs, liftkracht
- lift → stelen, opheffen, beuren, heffen, optillen
- lift → afschaffen, afgelasten, annuleren, ontbinden, tenietdoen, terugnemen, afzeggen, lift, beuren, heffen, ophalen, oprichten, tillen, verheffen, liftkracht, beëindigen, afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stoppen, stopzetten, afmaken, afsluiten, besluiten, uitmaken, voleindigen, fokken, opfokken
Engels
Uitgebreide vertaling voor lift (Engels) in het Nederlands
lift:
-
to lift (lift up; heave)
– rise up 1heffen; tillen; omhoog brengen; lichten; omhoogheffen-
omhoog brengen werkwoord (breng omhoog, brengt omhoog, bracht omhoog, brachten omhoog, omhoog gebracht)
-
to lift (haul; heave; hoist)
-
to lift (lift up; raise; heave)
-
to lift (dig up)
-
to lift (hoist; haul; heave; pull up)
Conjugations for lift:
present
- lift
- lift
- lifts
- lift
- lift
- lift
simple past
- lifted
- lifted
- lifted
- lifted
- lifted
- lifted
present perfect
- have lifted
- have lifted
- has lifted
- have lifted
- have lifted
- have lifted
past continuous
- was lifting
- were lifting
- was lifting
- were lifting
- were lifting
- were lifting
future
- shall lift
- will lift
- will lift
- shall lift
- will lift
- will lift
continuous present
- am lifting
- are lifting
- is lifting
- are lifting
- are lifting
- are lifting
subjunctive
- be lifted
- be lifted
- be lifted
- be lifted
- be lifted
- be lifted
diverse
- lift!
- let's lift!
- lifted
- lifting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the lift (lift cage; elevator cage; elevator car)
-
the lift
Vertaal Matrix voor lift:
Verwante woorden van "lift":
Synoniemen voor "lift":
Antoniemen van "lift":
Verwante definities voor "lift":
Wiktionary: lift
lift
Cross Translation:
noun
verb
lift
verb
-
tillen, opheffen
-
(overgankelijk) op opwaartse richting doen bewegen
-
iets in opwaartse richting brengen
-
met spierkracht iets van de grond opheffen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lift | → afschaffen; afgelasten; annuleren; ontbinden; tenietdoen; terugnemen; afzeggen | ↔ annuler — rendre nul. |
• lift | → lift | ↔ ascenseur — Appareil mécanique (1) et (2) |
• lift | → beuren; heffen; ophalen; oprichten; tillen; verheffen | ↔ lever — Faire qu’une chose être plus haut qu’elle n’était. |
• lift | → liftkracht | ↔ portance — aéronautique|fr physique|fr (term, mécanique des fluides) Composante de la force subie par un corps en mouvement dans un fluide qui s’exerce perpendiculairement à la direction du mouvement. |
• lift | → beëindigen; afbreken; opbreken; opheffen; staken; stelpen; stoppen; stopzetten; afmaken; afsluiten; besluiten; uitmaken; voleindigen | ↔ terminer — borner, limiter. |
• lift | → beuren; heffen; ophalen; oprichten; tillen; verheffen; fokken; opfokken | ↔ élever — Traductions à trier suivant le sens |