Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal levelness

Vertaal levelness van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. levelness:
  2. level:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor levelness (Engels) in het Nederlands

levelness:

levelness [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the levelness (evenness; flatness)
    de vlakheid; effenheid

Vertaal Matrix voor levelness:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effenheid evenness; flatness; levelness
vlakheid evenness; flatness; levelness

Verwante woorden van "levelness":


levelness vorm van level:

level [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the level
    het niveau; de plan; de laag; het peil; de stand
    • niveau [het ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [de ~] zelfstandig naamwoord
    • laag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • peil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the level
    het niveau; het peil; de graad
    • niveau [het ~] zelfstandig naamwoord
    • peil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • graad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the level
    vlak maken
  4. the level (face)
    de vlak
    • vlak [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. the level (floor; storey)
    de verdieping; de etage; de woonlaag
    • verdieping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • etage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • woonlaag [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. the level (degree)
    de graad; de gradatie; de mate
    • graad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gradatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • mate [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. the level (caliber; calibre)
    het gehalte
    • gehalte [het ~] zelfstandig naamwoord
  8. the level (echelon)
    de echelon; de geleding; de laag
    • echelon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geleding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • laag [de ~] zelfstandig naamwoord
  9. the level (dig off)
    de afgraving; afgraven
  10. the level (dimension level)
    – The name of a set of members in a dimension hierarchy such that all members of the set are at the same distance from the root of the hierarchy. For example, a time hierarchy may contain the levels Year, Month, and Day. 1
    het niveau; dimensieniveau

level bijvoeglijk naamwoord

  1. level
    waterpas
  2. level (smooth; flat; even; )
    vlak; effen; gelijk; egaal; glad; geslepen; strak; plat; vlakuit
    • vlak bijvoeglijk naamwoord
    • effen bijvoeglijk naamwoord
    • gelijk bijvoeglijk naamwoord
    • egaal bijvoeglijk naamwoord
    • glad bijvoeglijk naamwoord
    • geslepen bijvoeglijk naamwoord
    • strak bijvoeglijk naamwoord
    • plat bijvoeglijk naamwoord
    • vlakuit bijwoord

to level werkwoord (levels, levelled, levelling)

  1. to level (settle; get even; pay)
    verrekenen; vereffenen
    • verrekenen werkwoord (verreken, verrekent, verrekende, verrekenden, verrekend)
    • vereffenen werkwoord (vereffen, vereffent, vereffende, vereffenden, vereffend)
  2. to level (equalize; equalise)
    gelijk trekken
    • gelijk trekken werkwoord (trek gelijk, trekt gelijk, trok gelijk, trokken gelijk, gelijk getrokken)
  3. to level (smooth; equalize; level up; )
    gelijkmaken; nivelleren; vlak maken
    • gelijkmaken werkwoord (maak gelijk, maakt gelijk, maakte gelijk, maakten gelijk, gelijk gemaakt)
    • nivelleren werkwoord (nivelleer, nivelleert, nivelleerde, nivelleerden, genivelleerd)
    • vlak maken werkwoord
  4. to level (flatten; smooth)
    effenen; platmaken; afplatten
    • effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)
    • platmaken werkwoord (maak plat, maakt plat, maakte plat, maakten plat, plat gemaakt)
    • afplatten werkwoord (plat af, platte af, platten af, afgeplat)

Conjugations for level:

present
  1. level
  2. level
  3. levels
  4. level
  5. level
  6. level
simple past
  1. levelled
  2. levelled
  3. levelled
  4. levelled
  5. levelled
  6. levelled
present perfect
  1. have levelled
  2. have levelled
  3. has levelled
  4. have levelled
  5. have levelled
  6. have levelled
past continuous
  1. was levelling
  2. were levelling
  3. was levelling
  4. were levelling
  5. were levelling
  6. were levelling
future
  1. shall level
  2. will level
  3. will level
  4. shall level
  5. will level
  6. will level
continuous present
  1. am levelling
  2. are levelling
  3. is levelling
  4. are levelling
  5. are levelling
  6. are levelling
subjunctive
  1. be levelled
  2. be levelled
  3. be levelled
  4. be levelled
  5. be levelled
  6. be levelled
diverse
  1. level!
  2. let's level!
  5. levelled
  6. levelling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor level:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgraven dig off; level
afgraving dig off; level
echelon echelon; level
etage floor; level; storey
gehalte caliber; calibre; level
geleding echelon; level articulation; joint
gelijk right
gelijkmaken levelling out
graad degree; level degree; degree in science; grade; thermometerdegree; title
gradatie degree; level
laag echelon; level coating; layer; ply
mate degree; level circumference; degree; dimension; extent; intensity; measure; size
niveau dimension level; level distinction; rank; renown; reputation; standing
nivelleren levelling out
peil level
plan level idea; intention; objective; plan; price; project; quotation; rate; scheme; stock price; value; will; wish
stand level booth; class; position; posture; social class; social group; social position; stall; stand
verdieping floor; level; storey intensification
vereffenen settling
vlak face; level area
vlak maken level
waterpas level
woonlaag floor; level; storey
- degree; floor; grade; horizontal surface; layer; point; spirit level; stage; storey; story; stratum; tier
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgraven dig off; dig up
afplatten flatten; level; smooth
effenen flatten; level; smooth egalize; even; polish; settle; smooth
gelijk trekken equalise; equalize; level
gelijkmaken equalise; equalize; level; level down; level out; level up; smooth egalize; even; polish; smooth
nivelleren equalise; equalize; level; level down; level out; level up; smooth
platmaken flatten; level; smooth crush; flatten; squash
vereffenen get even; level; pay; settle make even; pay; pay for; pay off; pay on account; settle
verrekenen get even; level; pay; settle clear; deduct; miscalculate; pay for; pay off
vlak maken equalise; equalize; level; level down; level out; level up; smooth
- charge; dismantle; even; even out; flush; level off; point; pull down; rase; raze; take down; tear down
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effen bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar plain
egaal bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar
gelijk bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar at once; directly; ditto; identical; immediately; instantly; now; right now; similar; the same
geslepen bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar cunning; false; low; mean; nasty; polished; roguish; seasoned; sharp; sharpened; shrewd; slick; slippery; sly; smoothened; underhand; vicious; vile; well sharpened
glad bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar greasy; slippery; slithery
laag despicable; false; low; lying low; mean; niggardly; not high; pedestrian; scornful; sheet; sordid; stingy; vile
plat bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar banal; below the belt; coarse; commonplace; crude; evened; flat; flattened; gross; horizontal; nasty; racial; rotten; seedy; shabby; smoothed; stale; trite; trivial; unmannerly; unsavory; unsavoury; vapid; vulgar
strak bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar fixed; fossilised; fossilized; petrified; rigid; set; star; stern; stiff; taut; tight
vlak bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar evened; flattened; horizontal; smoothed
waterpas level
- even; flat; plane; tied; unwavering
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vlakuit bluntly; close; close by; coarse; crude; even; flat; flatly; level; point blank; smooth; uniform; unwavering; vulgar
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
dimensieniveau dimension level; level
plan plan
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- flat; make even

Verwante woorden van "level":


Synoniemen voor "level":


Antoniemen van "level":


Verwante definities voor "level":

  1. of the score in a contest2
  2. having a surface without slope, tilt in which no part is higher or lower than another2
    • acres of level farmland2
  3. oriented at right angles to the plumb2
    • the picture is level2
  4. being on a precise horizontal plane2
    • a billiard table must be level2
  5. not showing abrupt variations2
    • spoke in a level voice2
    • she gave him a level look2
  6. a structure consisting of a room or set of rooms at a single position along a vertical scale2
    • what level is the office on?2
  7. a flat surface at right angles to a plumb line2
    • park the car on the level2
  8. indicator that establishes the horizontal when a bubble is centered in a tube of liquid2
  9. a position on a scale of intensity or amount or quality2
    • a high level of care is required2
  10. height above ground2
    • the water reached ankle level2
    • the pictures were at the same level2
  11. an abstract place usually conceived as having depth2
    • a good actor communicates on several levels2
  12. a specific identifiable position in a continuum or series or especially in a process2
  13. a relative position or degree of value in a graded group2
  14. become level or even2
    • The ground levelled off2
  15. talk frankly with; lay it on the line2
    • I have to level with you2
  16. direct into a position for use2
  17. aim at2
    • level criticism or charges at somebody2
  18. make level or straight2
    • level the ground2
  19. tear down so as to make flat with the ground2
    • The building was levelled2
  20. The name of a set of members in a dimension hierarchy such that all members of the set are at the same distance from the root of the hierarchy. For example, a time hierarchy may contain the levels Year, Month, and Day.1

Wiktionary: level

level
verb
  1. to destroy by reducing to ground level; to raze
noun
  1. floor of a multi-storey building
  2. one of several discrete segments of a game (gaming)
  3. distance relative to a given reference elevation
  4. tool for finding whether a surface is level
adjective
  1. being unvaried
  2. at the same height as some reference
  3. same height at all places
level
adjective
  1. glad van oppervlak
  2. zonder bergen of dalen
verb
  1. gelijk of vlak maken
  2. (overgankelijk) gelijk maken, gladmaken
  3. gelijk maken, op gelijk niveau brengen
noun
  1. niveau
  2. de rang in een hiërarchie, stadium van ontwikkeling, enzovoort
  3. niveau of stand van bijvoorbeeld water
  4. alle ruimten op één hoogte in een gebouw
Cross Translation:
FromToVia
• level → stadium ↔ Stand — ohne Plural: im Ablauf einer Entwicklung momentan erreichte Stufe
• level → cadens ↔ cadence — suite régulière de sons, de gestes, de mouvements, d'événements, etc., rythme.
• level → omlijsting; kader; lijst; raam ↔ cadre — Traductions à trier suivant le sens
• level → horizontaal; platliggend; waterpas ↔ horizontal — parallèle à l'horizon.
• level → niveau ↔ niveau — Outil servant à vérifier la planéité d’une surface
• level → plat; slap; effen; gelijk; vlak ↔ plat — sans relief.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0778 seconde
Page rendered in 1.0 seconds