Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- lacking:
- lack:
-
Wiktionary:
- lack → missen, [[gebrek hebben]], ontberen, derven, mangelen
- lack → gebrek
- lack → gebrek, gemis, ontberen, ontbreken, mankeren, schorten, tekort, afwezigheid, euvel, tekortkoming, manco, mankement, missen, absent zijn, afwezig zijn, schelen, misgrijpen, mislopen, ontbering, karigheid, schraalheid, krimp
Engels
Uitgebreide vertaling voor lacking (Engels) in het Nederlands
lacking:
-
lacking (defective; poor; unsound)
-
lacking (dispensable; expendable)
Vertaal Matrix voor lacking:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
misbaar | clamor; clamour; uproar | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gebrekkig | defective; lacking; poor; unsound | awkward; clumsy; fumbling |
ondeugdelijk | defective; lacking; poor; unsound | inferior; poor |
- | absent; deficient; missing; wanting | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
misbaar | dispensable; expendable; lacking | |
ontbeerlijk | dispensable; expendable; lacking |
Verwante woorden van "lacking":
Synoniemen voor "lacking":
Verwante definities voor "lacking":
lack:
-
to lack (be missing; be absent; be lacking)
ontbreken; mankeren; verzuimen; afwezig zijn-
afwezig zijn werkwoord (ben afwezig, bent afwezig, is afwezig, was afwezig, waren afwezig, afwezig geweest)
-
to lack
Conjugations for lack:
present
- lack
- lack
- lacks
- lack
- lack
- lack
simple past
- lacked
- lacked
- lacked
- lacked
- lacked
- lacked
present perfect
- have lacked
- have lacked
- has lacked
- have lacked
- have lacked
- have lacked
past continuous
- was lacking
- were lacking
- was lacking
- were lacking
- were lacking
- were lacking
future
- shall lack
- will lack
- will lack
- shall lack
- will lack
- will lack
continuous present
- am lacking
- are lacking
- is lacking
- are lacking
- are lacking
- are lacking
subjunctive
- be lacked
- be lacked
- be lacked
- be lacked
- be lacked
- be lacked
diverse
- lack!
- let's lack!
- lacked
- lacking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the lack (poverty; paucity; destitution; dearth; hardship; penury; need; want)
-
the lack (deficit; shortage; deficiency; shortcoming; insufficiency; shortfall)
-
the lack (deficiency; want)
-
the lack (insufficiency; shortfall; deficiency; shortcoming)
Vertaal Matrix voor lack:
Verwante woorden van "lack":
Synoniemen voor "lack":
Antoniemen van "lack":
Verwante definities voor "lack":
Wiktionary: lack
lack
Cross Translation:
verb
noun
lack
-
deficiency, need
- lack → gebrek
noun
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lack | → gebrek; gemis | ↔ Mangel — kPl.|: unzureichende Menge oder unzureichendes Ausmaß von etwas |
• lack | → gebrek | ↔ Mangel — Recht: Fehler bzw. das Fehlen von zugesicherten Eigenschaften einer Sache oder eines Rechts |
• lack | → ontberen; ontbreken | ↔ entbehren — K|intrans.|geh.|mG etwas für notwendig, vorteilhaft, passend, angenehm Erachtetes als fehlend, mangelnd empfinden; nicht besitzen |
• lack | → ontbreken; mankeren; schorten | ↔ fehlen — nicht vorhanden sein |
• lack | → tekort | ↔ Armut — das Fehlen von Fähigkeiten, Fertigkeiten, geistige Armut |
• lack | → afwezigheid; euvel; gebrek; tekortkoming; gemis; tekort; manco; mankement | ↔ insuffisance — état de ce qui est insuffisant. |
• lack | → afwezigheid; euvel; gebrek; tekortkoming; gemis; tekort; manco; mankement | ↔ manque — absence, défaut, fait de manquer. |
• lack | → missen; mankeren; absent zijn; afwezig zijn; schelen; misgrijpen; mislopen | ↔ manquer — (vieilli) faillir, tomber en faute. |
• lack | → ontbering; afwezigheid; euvel; gebrek; tekortkoming; gemis; tekort; manco; mankement | ↔ privation — perte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir. |
• lack | → karigheid; schraalheid; krimp | ↔ pénurie — extrême disette. |