Engels
Uitgebreide vertaling voor justly (Engels) in het Nederlands
justly:
Vertaal Matrix voor justly:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
terecht | correctly; justly | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | justifiedly; right; rightly | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | fairly |
Verwante woorden van "justly":
Synoniemen voor "justly":
Antoniemen van "justly":
Verwante definities voor "justly":
justly vorm van just:
-
just (only; one minute ago; even)
-
just (only)
– and nothing more 1alleen maar; enkel; slechts-
alleen maar bijvoeglijk naamwoord
-
enkel bijvoeglijk naamwoord
-
slechts bijwoord
-
-
just (exactly)
-
just (honourable; honest; righteous; sincere; true-hearted; right-minded; upright; honorable)
rechtvaardig; eerlijk; braaf; rechtgeaard; rechtschapen-
rechtvaardig bijvoeglijk naamwoord
-
eerlijk bijvoeglijk naamwoord
-
braaf bijvoeglijk naamwoord
-
rechtgeaard bijvoeglijk naamwoord
-
rechtschapen bijvoeglijk naamwoord
-
-
just (recently; just now)
-
just (simply)
-
just
-
just
-
just (close; closely; narrowly)
Vertaal Matrix voor just:
Verwante woorden van "just":
Synoniemen voor "just":
Antoniemen van "just":
Verwante definities voor "just":
Wiktionary: just
just
Cross Translation:
adverb
just
-
perfectly
- just → precies
-
nearly
- just → juist; nog net; op een haar na; net
-
recently
-
only, simply, merely
-
morally fair, righteous
- just → rechtvaardig; billijk; gerechtig; juist
-
factually fair, correct
- just → eerlijk; correct; billijk; rechtmatig; juist
adverb
-
kort geleden
-
even tevoren
-
net, even tevoren
-
op willekeurige wijze, zonder nadenken of voorbereiden
-
hiervoor, een ogenblik geleden
-
in overeenstemming met bepaalde ethische beginselen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• just | → reeds | ↔ bereits — auf ein Ereignis bezogen: einen relativ frühen Zeitpunkt betreffend, früher als erwartet |
• just | → rechtop; eenvoudigweg | ↔ sans détour — directement, franchement, simplement. |
• just | → alleen; enkel; maar; pas; slechts; uitsluitend | ↔ seulement — Uniquement, rien que… (sens général) |